Ben ik een netnanny?

Ik heb gisteren een presentatie verzorgd tijdens de door studenten georganiseerde International Career Conference Day 2008 van de Dutch International Management University (Eurocollege Hogeschool te Rotterdam). Het viel me op dat ook deze jongeren internet weliswaar intensief gebruiken, maar behoorlijk onbekend waren met de bepaalde web 2.0 toepassingen (RSS, social bookmarking, Twitter).

In mijn presentatie ben ik onder meer ingegaan op ‘mediawijsheid’, en de rol van het onderwijs daarbij. Ik zette me  daarbij nogal af tegen het fysieke maatregelen zoals het afsluiten van bepaalde sites of het gebruik van software die websites blokkeert. Ik vind dit maatregelen uit de ‘behavioristische school’. Jongeren leren er m.i. weinig van. Ik pleit meer voor een pedagogische aanpak die gebaseerd is op het bespreken met jongeren (o.a. binnen het curriculum) en het gezamenlijk maken van afspraken. Dit past beter bij de manier van leren die ik voor ogen heb.

Naar aanleiding van een vraag gaf ik als voorbeeld dat je ook samen met kinderen websites over onderwerpen voor school kunt zoeken, of hen leiden naar een bepaalde startpagina. Vervolgens kreeg ik de vraag of ik dan niet het zelfde deed als "netnanny"-software.

Ik vond dat wel een scherpe opmerking. Maar wil die vraag toch ontkennend beantwoorden. "Netnanny"-software geeft namelijk geen argumenten en is onvoldoende flexibel. Opvoeders van vlees en bloed kunnen dat wel doen.

Zie ook Moqub’s bijdrage over het gebruik van tags in het kader van netwerken.

This content is published under the Attribution 3.0 Unported license.

Delen

3 reacties

  1. Oei dat is inderdaad wel een scherpe opmerking Wilfred.
    Ik denk dat het grootste verschil met software en jou als begeleider van jongeren is, dat jij jongeren aan het opvoeden bent, en dat deze opvoeding door gebruik te maken van software nu juist vermeden wordt.
    Ik ben hier zelf ook een groot voorstander van, maar merk ook dat dit niet vaak gebeurd. Zou het gebruik van sommige software om sites te blokkeren in sommige gevallen juist niet noodzakelijk zijn, juist omdat er niemand is die de opvoedkundige rol op zich kan of wil nemen?
    En zou het misschien niet beter zijn om de opvoeder en netnanny software beide te gebruiken bij de opvoeding. Misschien niet direct voor jongeren, maar wel voor b.v. kinderen.
    Zodat opvoeders hun jonge kinderen zelfstandig kunnen laten internetten met de netnanny aan en de netnanny uit zetten als zij er bij zijn om hun kinderen te ondersteunen. Zodat je je kinderen langszaam mediawijs maakt en zonder netnanny kunt laten internetten.
    Ik zeg al, niet geschikt voor jongeren (die zouden dit al moeten kunnen), maar voor kinderen misschien niet zo’n slecht idee. Je leert kinderen toch ook niet fietsen zonder zij wieltjes op een drukke winkelstraat?

  2. Juf(m/v) of filter.
    Voor mij is het een verschil tussen leren leven met censuur en leren omgaan met het privilege van vrijheid.
    Als scholen steeds meer op ‘veiligheid’ letten en meer gebruik maken van filters, dan worden ze steeds minder geschikt om kinderen te oefenen in online-ego-veerkracht en iets formelere (want schriftelijke, blijvende) communicatie.
    Opvoeding eist aandacht. Je leert kinderen niet fietsen op de hometrainer.

  3. Wat jammer, ik was juist in RoDam …, dat ik jou als ‘nanny’ niet gezien heb. Ik weet trouwens niet of ik je zou herkennen.
    De wereld is klein. Gisteren bijvoorbeeld zag ik toevallig ‘de blogoloog’ midden op de middenberm tussen de laatste voorjaarsbloemen stappen. FF toeteren had geen effect, zo geconcentreerd als hij was op het mobielen …
    Dat moet een spannend gesprek geweest zijn, jij en die jongeren! En even reagerend op je eerste alinea: een anekdotisch gegeven dat me wel verrast heeft. Mijn ‘opvolger’ in de bovenbouw op de middelbare school, een jonge leraar, vers afgestudeerde filosoof en nog in de lerarenopleiding, had niet eerder het woord ‘wiki’ gehoord dan toen ik hem mijn (weliswaar experimentele) wiki-adressen doorgaf bij de ‘overname’. Waarmee ik hem in het geheel niet met de vinger wil wijzen of in zijn hemd zetten. Ik geef gewoon mijn eigenste observatie weer.
    Zou het kunnen dat de aankomende twintigers (mijn leerlingen van de hoogste jaren middelbaar bv.) ‘mediawijzer’ zijn dan de groep die hun (neem 4-5-6-jarige) universitaire studie al hebben afgesloten? Ik herinner me bijvoorbeeld ook dat ik vorig jaar een ‘wachtbeurt’ had in een tweede jaar middelbaar (13-jarigen). Er waren er in die klas – naar hun zeggen – die de hele avond na schooltijd (gedurende vier-vijf uren) op internet ‘bezig’ waren met ‘netwerken’ met vrienden vnl. Tv-kijken deden de meesten zeer weinig.
    Neem dat jongste groepje. Ja, ik vind ook dat onderwijs véél méér ICT moet aanbieden. De kloof tussen het computeren in de thuistijd en op school wordt straks onoverbrugbaar. En neen, ik wil niet doemdenken. Maar hoe zou het toch komen dat zoveel jongeren in het middelbaar blijven kampen met de demotie die wetenschappers al jaren geleden in kaart hebben gebracht? Dat ze zich zo erg vervelen en met zoveel tegenzin leren? Niet dat ik het pretendeer te weten. Ik denk maar wat luidop … Mocht het, Wilfred?

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *