Artificiële intelligentie leidt tot een nieuwe sociale kwestie, tenzij…

De komende jaren kunnen we een nieuwe automatiseringsgolf verwachten. De opmars van artificiële oftewel kunstmatige intelligentie en robotisering lijkt niet te stuiten. Dit zal tot een nieuwe sociale kwestie leiden. Behalve als we op tijd ingrijpen.

Werkomstandigheden in een ijzerwalsfabriek
Werkomstandigheden in een ijzerwalsfabriek (Schilderij van Adolph Menzel uit ca 1875), bron: Wikipedia

De industriële revolutie leidde in de 19de eeuw in eerste instantie tot slechte arbeidsomstandigheden, kinderarbeid, uitbuiting van arbeiders, hoge werkloosheid en veel armoede. Meer vooruitstrevende industriëlen en politici zagen toen in dat de wal het schip zou keren, en spraken van een ‘sociale kwestie’ die aangepakt moest worden door bijvoorbeeld arbeidsomstandigheden te verbeteren, te investeren in huisvesting en onderwijs en door kinderarbeid aan banden te leggen. Vakbonden speelden hierbij ook een belangrijke rol.

We staan op dit moment aan de vooravond van een nieuwe ‘industriële revolutie’. Technologische ontwikkelingen zoals artificiële intelligentie, big data en robotisering zullen grote invloed hebben op het werk dat we gaan uitvoeren. In Invasion of workplace automation: What happens when a robot has an eye on your job komen een aantal experts kort aan het woord die de gevolgen van deze ontwikkeling schetsen:

  • Binnen 15 jaar zal bijna 40% van de banen in de VS beïnvloed worden door deze ontwikkeling. Bepaalde beroepen zullen volledig verdwijnen en verschillende taken zullen geautomatiseerd worden waardoor je minder werknemers nodig hebt.
  • Er zal werk versterkt worden en er zullen meer geavanceerde producten worden gecreëerd door goed bepaalde werknemers. Technologie zal menselijke tekortkomingen (bijvoorbeeld op het gebied van snelheid en kracht) compenseren. Daardoor kunnen we betere en vernieuwende producten ontwikkelen.
  • Er is onvoldoende tijd om mensen aan te passen aan de gevolgen van technologische ontwikkelingen. Er zullen banen verdwijnen die heel goed passen bij de unieke bekwaamheden van werknemers. Voor hen heb je niet 1-2-3 een alternatief gevonden. Daarbij gaat het vooral om lager opgeleide werknemers zoals parkeerwachten.
  • Belangrijke uitdagingen liggen ook op het gebied van mens-machine communicatie en het vermogen van computers om op een natuurlijke manier met mensen te interacteren. Tegelijkertijd zullen systemen in staat zijn mensen te ondersteunen (bijvoorbeeld vragen te beantwoorden) en voorspellende analyses te presenteren. Mensen en machines leren daarbij ook van elkaar.
  • Er zal geïnvesteerd moeten worden in communicatie over stabiliteit van het werk en in professionalisering om medewerkers in staat te stellen om te gaan met nieuwe technologie. Je moet daarbij ook oog hebben voor de voordelen die technologische ontwikkelingen voor werknemers kunnen hebben.

Ontwikkelingen zoals de adoptie van artificiële intelligentie kunnen dus nadrukkelijk leiden tot betere producten en diensten, aantrekkelijker werk en nieuwe banen. Bovendien kan deze ontwikkeling tekorten op de arbeidsmarkt als gevolg van vergrijzing en ontgroening helpen reduceren.

De nieuwe banen vragen echter om bekwaamheden waar veel lager opgeleiden nooit over zullen beschikken, alle inspanningen op het gebied van professionalisering ten spijt. Er zijn immers grenzen aan de mate waarin mensen ‘opgeschoold’ kunnen worden. Dat heeft eerder te maken met de cognitieve ontwikkeling, dan met de sociale omntwikkeling. Wat 20 jaar geleden een respectabel ‘opleidingsniveau’ was, is dat over 15 jaar niet meer. Ik geloof er dus niet in dat je mensen ‘aanpasbaar’ kunt maken, ook al zou je daar de tijd voor hebben (nog los van ethische vraagstukken op dit terrein).

Deze ontwikkeling zorgt tevens voor een groter aanbod van lager opgeleiden voor de overgebleven banen waarvoor weinig opleidingsniveau wordt gevraagd. Dit kan leiden tot lagere lonen en minder zekerheid. Mensen met een laag inkomen zullen dan geneigd zijn meer dan fulltime te gaan werken, waardoor er nog minder banen beschikbaar zullen zijn voor mensen met een betrekkelijk ‘laag’ opleidingsniveau (volgens de normen van 2030).

Verder zal een kleiner wordende groep werkenden ervoor moeten zorgen dat ouderen over een redelijk pensioen zullen beschikken. Hierdoor zullen AOW en pensioenen ook verder onder druk komen te staan. Tegelijkertijd zullen de winsten die worden verdiend met die krachtige, innovatieve, producten en diensten bij een kleinere groep terecht komen (werknemers, maar met name aandeelhouders).

Deze groter wordende kloof tussen ‘have’s’ en ‘have not’s’ zal mogelijk nog meer worden versterkt doordat de overheid en het bedrijfsleven eindelijk inzien dat harde maatregelen getroffen moeten worden om ons milieu te beschermen, zonder dat dit gepaard gaat met nieuw sociaal beleid.

Het risico bestaat volgens mij dan ook dat er een nieuwe onderklasse ontstaat van werklozen (en andere uitkeringsgerechtigden), ouderen met een kleiner wordend pensioen en lager opgeleiden die twee decennia geleden nog een goed betaalde baan hadden.

Het is de vraag of we gaan wachten tot de wal het schip keert, of dat we nu proberen te voorkomen dat er een nieuwe sociale kwestie zal ontstaan. Niet door technologische ontwikkelingen proberen te stoppen, maar door iedereen een inkomenszekerheid te garanderen, door wonen, zorg en onderwijs toegankelijk te houden voor iedereen en welvaart eerlijker te verdelen.

This content is published under the Attribution 3.0 Unported license.

Delen

Een reactie

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *