Artificiële intelligentie en integrale beroepsvorming

De invloed van artificiële of kunstmatige intelligentie op ons dagelijks leven lijkt steeds groter te worden. Wat betekent dit voor bekwaamheden van (aankomende) werknemers?

Artificiële intelligentie
Foto: geralt, pixabay

Dankzij technologische innovaties, zoals het vermogen om grote hoeveelheden data te analyseren, worden computers steeds slimmer. Volgens Joseph E. Aoun denkt de grote meerderheid van onderzoekers op het gebied van AI zelfs dat computers en andere geavanceerde machines binnen één generatie kunnen concurreren met menselijke intelligentie.

Volgens het Witte Huis zal een deel van het werk van mensen ook op korte termijn worden geoutsourced naar kunstmatig intelligente machines (pdf). Hierdoor lopen we het risico dat de kloof tussen lager opgeleiden en hoger opgeleiden zal groeien, en dat sprake zal zijn van een toename aan sociaal-economische ongelijkheid.

Paul Kirschner vat een rapport uit 2013 samen waarin wordt onderzocht hoe gevoelig banen zijn voor de invloed van ICT. Dit rapport schat dat bijna de helft van de totale Amerikaanse werkgelegenheid op korte termijn wordt bedreigd door ‘computerisering’. Daarbij gaat het niet alleen om cognitief en fysiek routinematig werk, maar ook om banen die -zoals Paul het formuleert- “ook non-routine fysieke en cognitieve vaardigheden vereisen”. Dus bijvoorbeeld taken die om besluitvorming, diagnose en analyse vragen (denk aan het diagnostiseren van ziektes of het doen van juridisch onderzoek). Het gaat dan om banen waarbij sociale intelligentie (herkennen van en adequaat reageren op menselijke emoties), creativiteit (bedenken van ongewone oplossingen voor problemen) en het koppelen van perceptie aan manipulatie belangrijk zijn.

Vegard Kolbjørnsrud, Richard Amico en Robert J. Thomas verkennen voor de Harvard Business Review wat de gevolgen van AI voor management zal zijn. Zij stellen dat veel administratieve taken van managers sneller, beter en goedkoper door AI kunnen worden uitgevoerd. Daarbij gaat het al snel om de helft van het werk van menig manager. Ook geven zij aan dat AI een grotere rol gaat spelen in het analyseren van data en het op basis van die analyses schrijven van rapportages. In How Artificial Intelligence Will Redefine Management wordt ook aangegeven dat AI leidinggevenden zal ondersteunen bij het nemen van beslissingen, waarbij intelligente machines behandeld zullen worden als ‘collega’s’.

Kolbjørnsrud, Amico en Thomas gaan ook in op de bekwaamheden die nog van belang zijn voor managers. Behalve het gebruiken van AI voor het toepassen van administratieve handelingen en het nemen van beslissingen, zijn dat:

  • Creatief denken, experimenteren, nieuwsgierigheid
  • Het analyseren en interpreteren van data.
  • Het ontwikkelen van strategieën.
  • Het toepassen van ‘design thinking’ binnen teams en organisaties.
  • Sociale vaardigheden zoals kunnen netwerken, coachen en samenwerken.

Eerlijk gezegd denk ik dat deze bekwaamheden niet alleen voor managers relevant zijn, maar bijvoorbeeld ook voor docenten. Voor hen zou het ronduit een zegen zijn als AI de administratieve taken zou overnemen (zoals aanwezigheidsregistratie, het invoeren van oordelen of het beantwoorden van routinevragen). Docenten kunnen zich dan focussen op het ontwerpen van effectief onderwijs en het begeleiden van lerenden (bijvoorbeeld door het interpreteren van data en het plegen van interventies op basis van deze data). Onderwijsmanagers die zich vooral met administratieve zaken bezig houden, en niet in staat zullen zijn om ‘onderwijskundig leiderschap’ uit te oefenen, zullen grotendeels overbodig worden.

Integrale beroepsvormingOok voor andere (aankomende) beroepsbeoefenaren worden deze bekwaamheden waarschijnlijk van toenemend belang. Ze maken wat mij betreft dan ook deel uit van ‘integrale beroepsvorming’. Een jaar of acht geleden heb ik samen met mijn oud-collega Toon Berkers gepleit voor integrale beroepsvorming (pdf).

Deze term is oorspronkelijk afkomstig van de arbeidssocioloog Albert Mok. Hij stelt dat er sprake moet zijn van samenhang tussen drie domeinen van beroepsvorming:

  1. Vakbekwaamheid: basisvaardigheden (waaronder ook digitale geletterdheid), vakkennis, beroepsvaardigheid en sociale vaardigheden (zoals communiceren, kritisch denken en problemen oplossen).
  2. Beroepsethiek: keuzes durven maken ten aanzien van beroepsethische dilemma’s, verantwoordelijkheid durven nemen, respect tonen, sociale verantwoordelijkheden “cultural, global and environmental awareness”.
  3. Beroepscultuur: bevorderen van collegialiteit en solidariteit, collega’s durven aanspreken, leren omgaan met leidinggevenden, in staat zijn om een leven lang te leren en zelfgestuurd te leren.

Deze bekwaamheden zijn niet nieuw. Wat je wel ziet, is dat het belang van bepaalde bekwaamheden toeneemt doordat het werk -zoals onder meer Paul Kirschner beschrijft– aan verandering onderhevig is. Binnen steeds meer werk moeten medewerkers complexe problemen oplossen. De groep mensen die bijvoorbeeld creativiteit en innovaties moeten toepassen in hun werk wordt dan ook groter. Verder is bijvoorbeeld de inhoud van digitale geletterdheid de laatste jaren veranderd doordat we nu beschikken over krachtige zoekmachines, die tegelijkertijd ook meer onzin toegankelijk maken (of resultaten tonen op basis van niet-transparante algoritmes).

Ik vind het dan ook geen wonder dat er veel aandacht is voor ’21st Century Skills’, en deel daarom maar gedeeltelijk de mening van Mirjam Neelen en Paul Kirschner over deze ‘Skills’. Er is inderdaad niets 21ste eeuws aan deze bekwaamheden. Ik schaar ze, zoals de goede lezer al heeft ontdekt, liever onder ‘integrale beroepsvorming’ of -toegepast op het primair en voortgezet onderwijs- onder ’bildung’ (gericht op socialisatie en persoonlijke ontwikkeling). Ook gaat het inderdaad om bekwaamheden en niet om vaardigheden die je kunt los zien van bijvoorbeeld kennis. Neelen en Kirschner onderstrepen echter weliswaar het belang ervan -“not new yet important”- maar hebben toch ogenschijnlijk moeite met pleidooien voor deze ’21st Century Skills’ vanuit het perspectief van een snel veranderende wereld.

Are we living in an ultra-revolutionary era?

Als 47% van de banen in de VS op het spel staan (zoals Paul Kirschner vandaag stelt), als complete bedrijfstakken verdwijnen en nieuwe typen bedrijven ontstaan (de ‘Sharing Economy’), dan kun je volgens mij best wel over een ‘revolutie’ spreken.

Uiteraard heeft AI niet op alle beroepen evenveel invloed. Paul Kirschner geeft ook voorbeelden van beroepen die niet waarschijnlijk gecomputeriseerd zullen worden.
Ook zullen er nieuwe beroepen ontstaan. Om die reden zouden lerenden zich meer moeten bekwamen in programmeren en in het analyseren van data. Daarnaast kan een deel van de beroepsbevolking via een leven lang leren inspelen op deze ontwikkeling. Als president van een grote Amerikaanse universiteit ziet Joseph E. Aoun hier een belangrijke taak weg gelegd voor universiteiten.

Voor een groot deel van de beroepsbevolking zal er echter geen fatsoenlijk betaald werk meer zijn. Deze groep beschikt niet over de passende cognitieve intelligentie en ook niet over voldoende bekwaamheden op het gebied van problemen oplossen, ondernemerschap of ‘digitale geletterdheid’ om het werk dat niet door machines zal worden gedaan, uit te voeren. Deze groep is cognitief niet in staat om hoog opgeleid werk uit te voeren, hoe zeer je ook investeert in een leven lang leren.

Zelfs de grootste ‘die hard’ neo-liberaal zal over een aantal jaren niet meer durven te beweren dat het de eigen schuld en dus de eigen verantwoordelijkheid is van deze doelgroep dat zij geen betaald werk hebben. Deze ontwikkeling zal dan ook grote gevolgen moeten hebben voor ons belastingstelsel, ons sociale stelsel, het arbeidsmarktbeleid (denk aan het meer waarderen van vrijwilligerswerk) en de wijze waarop inkomensverdeling plaats zal vinden.

This content is published under the Attribution 3.0 Unported license.

Delen

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *