Volgens Ewan McIntosh doodt het huidige onderwijs creativiteit. Scholen, schrijft McIntosh, zijn instrumenten van de industriële revolutie. Standaardisatie is daarbij belangrijker dan diversiteit. Dit uit zich onder meer in de manier van beoordelen. En volgens Ewan passen creativiteit en een gestandaardiseerde manier van beoordelen niet bij elkaar. De huidige samenleving, daarentegen, hecht veel belang aan zaken als creativiteit en passie.
De belangrijkste sleutel voor de noodzakelijke veranderingen is volgens McIntosh echter de docent, en niet het curriculum of de manier van beoordelen:
No, it's how teachers and parents teach that is important. It is, to use a piece of edu-jargon, pedagogy, both at school and at home.Yet no national strategy – and I would love to be corrected – headlines pedagogy as the key factor.
Je kunt je inderdaad afvragen of het huidige onderwijs voldoende aandacht besteed aan de competenties van de 21ste eeuw. En of ontwikkelingen als meer centrale examinering daar wel bij passen. Standaarden zouden gericht moeten zijn op een bepaalde minimumgarantie, en niet op one size fits all.
McIntosh vraagt terecht aandacht voor de rol van de docent bij de noodzakelijke veranderingen. Je kunt nog zo'n prachtige leeromgeving en leerinhouden hebben. Een ongeïnspireerde docent maakt daar geen goed onderwijs van. Zijn pleidooi voor pedagogisch-didactische veranderingen is dan ook een logische.
Toch mag de rol van beoordelen niet onderschat worden. De manier waarop en datgene wat beoordeeld wordt, stuurt sterk de manier waarop geleerd wordt. De discussies rond de CITO-toets illustreren dat elk jaar. Als lerenden feitenkennis tijdens een examen moeten reproduceren, dan zul je daar in het leerproces aandacht aan moeten besteden.
Als je binnen het onderwijs meer ruimte wilt geven aan creativiteit en diversiteit, dan vraagt dat heel wat van de manier van beoordelen. Beoordelingen moeten immers valide en betrouwbaar zijn. Stel: lerenden moeten over een bepaald onderwerp een werkstuk maken. Zij mogen zelf kiezen op welke manier zij dit doen (een wiki, een video, een mindmap). Ook hebben zij veel vrijheid in het gebruik van bronnen.
Vervolgens moeten de zeer diverse werkstukken beoordeeld worden. Een docent zal aan het beoordelen hiervan meer tijd kwijt zijn dan aan het beoordelen van 'standaardwerkstukken', opgebouwd volgens een vast stramien. De beoordeling wint vervolgens aan betrouwbaarheid als je gebruik maakt van meerdere beoordelaars. Maar dat is weer heel kostbaar.
Ik denk dan ook dat onderwijsveranderingen daadwerkelijk pas slagen als deze veelomvattend zijn. Dat wil zeggen als aandacht wordt besteed aan andere leerdoelen, andere didactiek, andere manieren van beoordelen, andere faciliteiten en andere leeractiviteiten. Je komt er niet met alleen incrementele veranderingen.
Een dergelijke fundamentele innovatie kost veel en vergt héél veel van alle betrokkenen. En het lastige is: tijdens de nieuwbouw moet de winkel gewoon open blijven.
This content is published under the Attribution 3.0 Unported license.
Kerkenbaar! Ook Sir Ken Robinson vertelt vaak het verhaal over het gebrek aan creativiteit in het onderwijs. Dit omdat het doorgaans onderwijssysteem is gebouwd voor de industrialisatie.
Verder met je eens dat innovaties veel omvattend moeten zijn. In het onderwijs hebben we nooit echt vernieuwingen door gebracht of geprobeerd, ook al denken we vaak van wel. Het zijn vaak kleine aanpassingen in een groter kader en stramien. De 2e fase, competentiegericht leren .. allemaal werden ze doorgevoerd binnen het bestaande kader en stramien. En vaak met stomme fouten ook nog. Vakken kregen gewoon een nieuwe naam.. ze heten nu steeds vaker competenties en je het dossier krijgt de naam portfolio. Maar kom op… dat zijn geen innovaties.
Ik kan me ook steeds meer vinden in de pedagoog en filosoof John Dewey en zijn ervaringstheorie. En daar kan de docent een grote rol bij spelen. Een ongeïnspireerde docent brengt geen goede ervaring en daarmee geen goed onderwijs. Het is ook hierin waar voor mij persoonlijk de echte goede docenten zich in onderscheiden, niet in leermethodes, kennis en leerplannen.
Over hoe beoordelen anders moet kan ik geen antwoorden geven. Toch merkt ik nu zelf ook bij onze master. Studenten gaan of willen dingen doen om een docent te plezieren. Niet wat ze zelf werkelijk willen doen of weten. Dat is jammer… want uit het laatste kan je zoveel meer halen. Daar is dan ook de ruimte voor nodig voor de student. Echter niet elke student kan daar weer mee omgaan. Dit heeft ook veel te maken met de motivatie voor de studie. Zit je puur voor een papiertje, dan wil je zo duidelijk mogelijk hebben wat de docent van je wilt, zodat je hem kan plezieren, waardoor je je papiertje krijgt. Uiteindelijk komt je dan ook uit op het verhaal van Michael Wesch over de crisis van significantie.
Ik zou eerder de vraag stellen OF er wel beoordeelt moet worden. En waarom.. en voor wie? En wat moet er beoordeelt worden? Een eindresultaat? Of juist het proces en de ontwikkeling? En hoe kan je dat aantonen? Bij CMD werd er voornamelijk gekeken naar het proces en hoe je je daar in ontwikkeld had. Ook al was je eindproduct gewoon slecht. En dan was het gewoon voldoende of niet en je kreeg persoonlijke feedback. De stimulans om ook een goed eindproduct te leveren was omdat je dan sneller verbindingen en kansen kreeg met mensen en bedrijven buiten de school. Maar je werd er niet op “afgerekend” zoals in traditionelere onderwijsmodellen dat zo is. Deze afrekencultuur jaagt alleen maar angst aan en dat zie je overal weer terug in de maatschappij. Voornamelijk angst om fouten te maken. Sir Ken Robinson doet daar ook genoeg uitspraken over dat we daar ook vanaf moeten.
Beoordeling als een meting op een bepaald tijdstip ben ik dan ook erg op tegen. Het moet gaan om het proces en om de ontwikkeling en de ontplooien van de student. Dit kun je ook moeilijk onderling vergelijken, want iedereen is anders en de een is sneller dan de andere (jaargangen in onderwijs is een bizar idee). Proefwerken en examens bevorderen dit weinig. Bij sommige studenten wel.. maar bij de meeste niet en ontstaat er een motivatie uit angst, zoals ook Wesch laat zien.
Ik moet weer denken aan de citaat van @marceldeleeuwe op de TeachMeet.
“Leren gaat niet om het vullen van hoofden, maar om het ontbranden van vuur.”
@Jeroen Gerth: McIntosh refereert inderdaad aan Robinson. En heel veel critici beroepen zich ook op de ‘oude’ Dewey. Wat betreft het beoordelen: het is inderdaad niet eenvoudig om daarbij buiten bestaande kaders te denken. Ik denk in elk geval dat we toe moeten naar meer holistische beoordelingen, naar een mix van het beoordelen van proces en product. En naar het betrekken van studenten bij het vaststellen van beoordelingscriteria. Het stokoude citaat van Marcel is inderdaad de spijker op z’n kop. Dank voor je uitvoerige reactie.