Afbakening van het begrip MOOC

Bryant Nielson probeert in What a MOOC Is and What It Isn’t ‘massive open online courses’ af te bakenen. Is daar behoefte aan? Ik denk het wel. Slaagt Nielson daar in? Ten dele, als je het mij vraagt.

mooc photo
Toen MOOCs eind 2011 hype-achtige trekken kregen, bestond er wel een behoorlijke mate van duidelijkheid over wat we er onder moesten verstaan. Het waren vrij toegankelijke en gratis cursussen die online werden verzorgd. Bovendien had je MOOCs in twee smaken: cMOOCs (gebaseerd op connectivistische principes) en xMOOCs (sterk leunend op instructies door docenten).

Wel was er discussie over het ‘open karakter’ van MOOCs (mag content ook worden hergebruikt, maakt certificering er wel of niet deel van uit?) en over criteria ten aanzien van het massale karakter.

De verwarring ontstond later toen menig aanbieder mee wilde liften met de hype en ook kleinschalige commerciële online cursussen zichzelf als variant van MOOCs gingen beschouwen. Robert Schuwer heeft ongeveer een jaar geleden een blogpost geschreven over de ‘MOOC-jungle’.

Bryant Nielson wil nu ook helderheid verschaffen. Hij benadrukt daarbij vooral wat een MOOC niet is:

  • Een MOOC is een raamwerk, geen platform (zoals een leermanagement systeem).
    Eerlijk gezegd heb ik nog nooit gelezen dat een MOOC wordt aangezien voor een leerplatform. Onder ‘raamwerk’ verstaat Nielson een stramien dat bestaat uit een set aan bouwstenen zoals leermodules van beperkte omvang, het verstrekken van online video en online discussiefora. Binnen dit raamwerk is veel variatie mogelijk, zo stelt hij terecht.
  • MOOCs zijn flexibel en adaptief.
    Volgens Nielson kun je de inhoud van MOOCs gemakkelijk aanpassen, bijvoorbeeld aan de behoeften van organisaties of lerenden. Dit klopt. Maar volgens mij is dit geen onderscheidend kenmerk van MOOCs.
  • Een MOOC is geen alomvattend antwoord op de hedendaagse uitdagingen op het gebied van leren en ontwikkelingen.
    Nielson refereert hierbij aan een uitspraak van Sebastian Thrun dat er over 50 jaar nog maar 10 universiteiten zijn. Thrun is er volgens Nielson echter achter gekomen dat je niet elke cursus kunt verzorgen volgens het concept van een MOOC.
    Eerlijk gezegd heeft Thrun volgens mij nooit bedoeld dat MOOCs het antwoord op alle leervragen zijn. Hij doelde op het hoger onderwijs dat volgens hem goedkoper en meer toegankelijk gemaakt kon worden. De beste docenten zouden dankzij internettechnologie aan massa’s studenten les geven. Daardoor zou je met veel minder universiteiten toe kunnen. Maar ook dat is inderdaad een illusie, vooral vanwege het volgende punt.
  • Een MOOC is een aanvulling op ‘instructor-led training’, geen vervanging.
    Nielson wijst hierbij op de mix tussen contigu leren en MOOCs, waarmee goede ervaringen zijn opgedaan.
    Mijn probleem met dit punt is dat niet duidelijk is wat Nielson onder ‘instructor-led training’ verstaat. Als een cursus bestaat uit video’s, artikelen en toetsen met automatische feedback, dan is deze cursus m.i. ook ‘instructor-led’.
    Nota bene: er wordt wel eens gesteld dat een gebruik aan interactie met docenten opgevangen kan worden door interactie met mede-lerenden en met content. Daar is echter nog geen onderzoek naar gedaan.
  • Een MOOC is niet één ding, maar kan verschillende vormen aannemen.
    Gelukkig wel, denk ik dan. In drie jaar tijd is de pedagogisch-didactische diversiteit van MOOCs sterk toegenomen. Het onderscheid cMOOC-xMOOC is achterhaald.

Bryant Nielson gaat niet in op het ‘open karakter’ van MOOCs. Aangezien hij zich vooral focust op ‘corporate learning’ was ik benieuwd naar zijn benadering van dit aspect. Wat mij betreft zou een MOOC minimaal vrij toegankelijk gevolgd moeten kunnen worden. Ook gaat hij niet echt in op het karakter van een ‘cursus’. Een MOOC zou over een bepaald onderwerp moeten gaan, gericht moeten zijn op leerdoelen waar lerenden via leeractiviteiten gedurende een wat langere doorlooptijd aan werken. Er moet sprake zijn van een duidelijk begin en einde.

Tenslotte gaat Nielson niet in op het minimaal aantal deelnemers dat aan een open online cursus deelneemt, wil sprake zijn van een MOOC. In veel gevallen wordt daarbij uitgegaan van minimaal 250 deelnemers, en de afwezigheid van een maximum aantal deelnemers dat kan participeren. Bij het ontwerp van een MOOC zou van dit laatste uitgegaan moeten worden. Persoonlijk vind ik dit laatste een zinvoller criterium dan het aantal van 250 (wat op zich niet zo veel is).

Photo by AJC1

This content is published under the Attribution 3.0 Unported license.

Delen

Een reactie

  1. Interessant, Wilfred. Zoals je weet beraden we ons bij Stoas Wageningen op het inzetten van MOOC’s, om te beginnen bij enkele basisvaardigheden. Dat ‘massive’ (als dat ook ’talrijk’ mag betekenen) is voor ’t kleinste hbo-schooltje van Nederland (<duizend studenten) nogal relatief maar door het aanbod inderdaad volledig open te gooien, creëer je natuurlijk toch voldoende massa. Ben benieuwd welke weg wij hierin gaan volgen.

    Qua verwachtingen: als iemand erin slaagt daadwerkelijk een 'alomvattend antwoord op de hedendaagse uitdagingen op het gebied van leren en ontwikkelingen' te ontwerpen, wordt-ie multi-miljardair. Iets voor jou?

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *