Onderzoek laat zien dat actief leren leidt tot betere leerresultaten dan ‘passief leren’. Dat betekent niet dat hoorcolleges passé zijn. Ze veranderen wel van karakter. Dat vraagt onder meer fysieke aanpassingen, en vaak ook gebruik van ICT.
University Business doet verslag van een interessante ontwikkeling in het Noord-Amerikaanse hoger onderwijs. Onderwijsinstellingen verbouwen in toenemende mate hun collegezalen. De vaste opstellingen worden vervangen door draaistoelen en verstelbare tafels. Verder worden de ruimtes voorzien van meerdere schermen. Docenten wisselen nu korte instructies of het tonen van korte video’s, af met groepsopdrachten en plenaire presentaties door studenten.
De traditionele collegezaal nodigt uit tot passief gedrag: stil zitten en aantekeningen maken. Door de ruimte aan te passen, wek je de suggestie dat het de bedoeling is om in groepen te werken. Daarbij verwijst men naar de meta-studie van Freeman cs waaruit blijkt dat actief leren leidt tot betere leerresultaten dan de traditionele hoorcolleges. Ik heb daar eerder over geschreven.
Toch gaan niet alle instellingen hiertoe over. De redenen hebben te maken met kosten en met de behoefte aan nieuwbouw. Het James McCormick Family Teaching Excellence Institute gaat echter experimenteren met drie typen onderwijsruimtes om te kijken wat het beste werkt.
University Business stelt ook dat het hierbij vaak van belang is dat docenten beschikken over onderwijsassistenten die de subgroepen kunnen ondersteunen. Als je als docent 260 studenten in groepen laat werken, dan kun je deze onmogelijk in je eentje ondersteunen.
In dit artikel wordt ook de vraag gesteld of je ook moet kiezen voor veel of weinig ICT in de verbouwde ‘learning spaces’. Beide vormen komen voor, mede als gevolg van kosten en schaalbaarheid. Als groepjes studenten over eigen beeldschermen beschikken, dan kan de docent vaak bepalen wat daar op getoond wordt. Het artikel bevat een voorbeeld van medisch onderwijs waarin studenten afhankelijk zijn van internet voor het bestuderen van case studies. Dergelijk onderzoek is zonder internet binnen collegezalen niet mogelijk. Ook komt het voor dat docenten les geven aan meerdere groepen tegelijkertijd (via videoconferencing). Het artikel rept niet over de eventuele nadelen van ‘high tech’ in de ‘learning spaces’, zoals afleiding.
Inmiddels is er ook een initiatief gestart waarmee docenten van verschillende instituten een oordeel kunnen geven over de ruimtes: het Learning Space Rating System. Dit systeem kan instituten helpen te ontdekken wat, wanneer, voor welke doelgroep, het beste werkt.
Dit artikel laat zien dat een andere, fysieke, omgeving kan stimuleren een andere didactiek toe te passen. Uiteraard is het aanpassen van de ruimte alleen niet voldoende. Docenten zullen hun didactiek actief moeten aanpassen, en verder zullen zij over assistentie moeten beschikken als zij actief lesgeven aan honderden studenten tegelijkertijd. De auteur van het artikel meldt dat verschillende docenten niet bereid zijn hun manier van lesgeven aan te passen.
Opvallend is verder dat het artikel door de voorbeelden suggereert dat interactief leren vooral groepswerk. Daar hoef je niet altijd voor te kiezen. Lerenden kunnen ook individueel actief leren via ’student-content interactie’ (denk aan zelftests).
This content is published under the Attribution 3.0 Unported license.
Geef een reactie