Kennisnet en SLO onderscheiden elf ’21e eeuwse vaardigheden’. Vanochtend stuitte ik op een bijdrage waarin ‘digitale intelligentie’ in acht essentiële vaardigheden wordt uitgewerkt. In deze blogpost vergelijk ik beide indelingen.
Volgens Yuhyun Park wordt de ontwikkeling van kinderen vandaag de dag beïnvloed door de digitale content die zij consumeren, door de online ontmoetingen en door de tijd die zij online besteden (naar het schijnt gemiddeld zeven uur per dag). Park meent daarom dat het essentieel is dat jongeren ‘digitale intelligentie’ ontwikkelen.
Digital intelligence or “DQ” is the set of social, emotional and cognitive abilities that enable individuals to face the challenges and adapt to the demands of digital life.
Deze ‘DQ’ valt dan uiteen in acht terreinen:
- De ontwikkeling van een digitale identiteit. Daaronder valt bewustzijn van je online persona, het ‘beheer’ ervan en de impact op je reputatie.
- Vaardigheden in het gebruik van apparaten en media, inclusief het vinden van een balans tussen online en offline leven (digital use).
- Digitale veiligheid (digital safety), zoals het kunnen omgaan met online risico’s als cyberpesten en radicalisering en het kunnen hanteren van problematische inhouden om risico’s te vermijden en te beperken.
- Digitale beveiliging (digital security), zoals het vermogen om digitale bedreigingen zoals hacken, scamming en malware te herkennen en in staat zijn tools te gebruiken die helpen je data te beschermen.
- Digitale emotionele intelligentie. Hieronder valt het vermogen om online empathisch te zijn en goede online relaties met anderen aan te gaan.
- Digitale communicatie, oftewel het vermogen om digitale technologieën en media te gebruiken om met anderen te communiceren en samen te werken.
- Digitale geletterheid. Hieronder valt informatievaardigheden en ‘computational thinking’.
- Digitale rechten. Hieronder vallen begrip en het kunnen toepassen van persoonlijke en wettelijke rechten, zoals vrijheid van meningsuiting, het je kunnen beschermen tegen ‘hate speech’, intellectueel eigendom en privacy aspecten.
Als je deze indeling vergelijkt met het ‘model voor 21e eeuwse vaardigheden’ van SLO en Kennisnet dan valt op dat met name ‘mediawijsheid’ door Park verder wordt uitgesplitst (in digital safety, digital security, digital rights). Park benadrukt verder expliciet de ontwikkeling van een digitale identiteit (waar mediawijsheid uiteraard op invloed van is) en “digital emotional intelligence”. Ik vind dit waardevolle aanvullingen en specificaties.
Kennisnet en SLO hebben ook meer algemene bekwaamheden in hun overzicht opgenomen, waarvan ik zelfregulering in relatie tot het gebruik van ICT erg belangrijk vind (bij Park valt dit onder ‘digital use’).
Verder valt op dat in beide indelingen omstreden begrippen worden gebruikt. Zo is de term ‘21e eeuwse vaardigheden’ bekritiseerd omdat veel vaardigheden ook in de 20e eeuw belangrijk waren (zoals kritisch denken), en je nu niet weet welke vaardigheden in 2075 belangrijk zullen zijn. De term ‘intelligentie’, die Park gebruikt, is volgens critici ook ongelukkig gekozen in relatie tot ‘emotie’ en ongetwijfeld ook in relatie tot ‘digitaal’.
Beide indelingen maken in elk geval wel duidelijk dat jongeren en volwassenen anno 2016 deels over andere bekwaamheden moeten beschikken dan -pak ‘m beet’ 25 jaar geleden. Naarmate de sociale en economische impact van ICT groter wordt, worden deze bekwaamheden steeds belangrijker.
This content is published under the Attribution 3.0 Unported license.
Ik moet zeggen dat ik best gecharmeerd ben van het model van Park. Vooral handig om bij ict leerlijnen (die echt nog steeds wat vaag zijn) te gebruiken. Ik ga er even goed naar kijken want in PO best behoefte aan. Eens dat Digitale intelligentie niet echt een lekker keuze is. Zou gaan voor Digitaal Slimmer of is dat ook discutabel?