Tien trends op het gebied van leertechnologieën

Op basis van haar 9de top 100 tools voor leren formuleert Jane Hart tien trends op het gebied van werkplek leren. Eigenlijk zijn het trends op het gebied van leertechnologieën. In deze blog post vat ik deze trends samen, en voorzie ze -waar nodig- van commentaar.

WICER-modelHart definieert een leertool of leertechnologie als elke software of online tool of service die gebruikt kan worden voor je eigen persoonlijke leren of voor doceren en trainen.

Al negen jaar lang inventariseert zij via internet welke tools het meest populair zijn voor (persoonlijk) leren, opleiden en onderwijs. Het is een grootschalige inventarisatie, maar niet erg representatief. Het zijn immers de mensen die haar volgen, die reageren. Toch blijft het interessant om met name naar de ontwikkeling over langere tijd te kijken.

Vreemd genoeg heeft Jane Hart het ook over werkplek leren, terwijl de beschrijvingen betrekking hebben op persoonlijk leren, leren op de werkplek, opleiden en trainen, en onderwijs. Zij stelt echter dat modern werkplek leren bestaat uit:

  • Leren via cursussen en trainingen (extern, online, face-to-face) of in on-the-jobs programma’s.
  • Leren via een scala aan bronnen (voor performance support), om de productiviteit en prestaties te verbeteren.
  • Leren via ’social collaboration’: op de werkvloer of via sociale groepen converseren, creëren, cureren en delen.
  • Leren via persoonlijke dagelijkse ervaringen (gepland en ongepland). Hoe meer autonomie men daarbij heeft, des te meer waarde lerenden daarbij realiseren.

Deze indeling heeft enige raakvlakken met mijn WICER-model, waarbij Jane’s laatste twee elementen deel uit maken van mijn definitie van werkplek leren. Mijn element ‘coaching’ valt bij haar onder ‘social collaboration‘.

Hart illustreert de tools met uitspraken van gebruikers. Zij haalt mij ook een aantal keren aan. Daarbij heeft zij ongetwijfeld Google Translate gebruikt om mijn blogpost met toelichtingen te vertalen (met vreemde formuleringen tot gevolg).

Jane’s top tien van trends -met mijn commentaar- is:

  1. We beschikken over steeds meer tools om aantrekkelijkere e-learning content te ontwikkelen en gebruiken.
    Dat wil volgens haar niet zeggen dat er nog steeds veel ’page turners’ worden gemaakt. Desalniettemin zijn veel tools beschikbaar waarmee rijke visueel aantrekkelijke content gemaakt kan worden (zoals Piktochart, Powtoon, Office Mix, Sway of Videoscribe).
    Ik herken deze ontwikkeling. Tegelijkertijd zie ik ook dat veel betrokkenen onvoldoende toekomen cq prioriteit geven aan het verkennen en gebruiken van tools die leiden tot meer ‘engaging’ content.
  2. 2015 is het jaar van video.
    In toenemende mate maken we video’s en gebruiken we kant en klare video’s voor leren (bijvoorbeeld van YouTube). Via tools als EDpuzzle kunnen we ook notities en vragen toevoegen aan video.
  3. Er vindt een verschuiving plaats van cursusmanagement naar cursus netwerken.
    Volgens Hart zijn vooral de binnen het onderwijs gebruikte ‘cursusmanagement platforms’ op hun retour. Tegelijkertijd meent zij dat platforms in opkomst zijn die sociale netwerk-functionaliteiten bevatten (zoals Canvas, Schoology of Edmodo). De traditionele leermanagementsystemen die binnen bedrijven worden gebruikt, komen niet eens in haar top 100 voor. Dat geldt wel voor applicaties zoals Yammer of Sharepoint die voor kennisdelen en conversaties worden gebruikt.
    Ik heb de indruk dat zich hier het gebrek aan representativiteit van Jane’s respondenten wreekt. Binnen onderwijsinstellingen is men wellicht niet bijzonder enthousiast over de traditionele ELO; deze wordt wel nog steeds redelijk veel gebruikt. Vreemd genoeg wijst Jane Hart niet op Moodle die in haar top 100 op de 15de plaats staat. Verder is sprake van een doorontwikkeling van elektronische leeromgevingen. Misschien niet snel genoeg, maar toch. Overigens is het wel zo dat een ELO als BlackBoard marktaandeel verliest, en dat meer andere elektronische leeromgevingen worden gebruikt.
  4. Er is een toename in het gebruik van tools die interactie binnen klassikale en trainingssessies faciliteren.
    Tools als Mentimeter, Kahoot en Nearpod worden gebruikt om lerenden actiever te laten leren binnen dergelijke leersituaties.
  5. MOOC-platforms worden in toenemende mate gebruikt als onderdeel van het aanbod aan bedrijfsopleidingen.
    Werknemers nemen dan -na toestemming- deel aan MOOCs die hun organisatie aanbevelen.
    Verder zie je wat mij betreft ook dat organisaties meeliften op de MOOC-ontwikkeling, en eigen besloten online cursussen aanbieden voor grote groepen werknemers.
  6. Voor persoonlijk leren blijven netwerktools als Twitter of LinkedIn van groot belang.
    Professionals gebruiken deze tools voor het creëren van een persoonlijk of professioneel leernetwerk. Deze tools worden ook binnen het onderwijs of binnen opleidingen gebruikt, maar toch in veel mindere mate.
  7. Leertechnologie wordt ook gebruikt voor het ad hoc en efficiënt oplossen van problemen in de werkpraktijk.
    Daarbij gaat het om just-in-time leren. Je leert op het moment dat een issue zich voordoet. Door herhaling weet je op een gegeven moment wat de oplossing is. Google, YouTube en Wikipedia worden in die zin ook als leertechnologie ingezet.
  8. Delen is het nieuwe bewaren.
    Daarmee doelt Hart op leertechnologieën die het eenvoudig maken om bronnen op te slaan en toegankelijk te maken voor anderen (zoals Scoop-it of Evernote). Hart ziet daarbij een ontwikkeling van het bewaren van tekstuele bronnen (zoals social bookmarkingtools als Delicious) naar het bewaren en delen van afbeeldingen (Pinterest). Hart waarschuwt ook voor ‘over-sharing’ (mensen overspoelen met bronnen).
  9. Verbinden en samenwerken zijn ‘king’!
    We gebruiken tools als Skype, WhatsApp, DropBox of Slack (voor het eerst in de lijst) om in kleinere groepen te converseren en samen te werken (vaak met een gericht doel).
    Jane Hart besteedt hierbij geen aandacht aan de ontwikkeling dat jongeren minder vaak gebruik maken van open online sociale netwerken om met elkaar te converseren, maar meer hun toevlucht tot kleinschalige online gemeenschappen via toepassingen als WhatsApp (zie Justine Pardoen’s bijdrage).  De kracht van professionele leernetwerken (punt 6) kan daardoor wel eens worden aangetast.
  10. De iPad is het device van het jaar.
    Dit apparaat -met al z’n apps- komt in Jane’s inventarisatie als meest populaire apparaat uit de bus. Ik merk overigens zelf dat ik de iPad minder vaak gebruik nu ik sinds ruim een jaar een nieuwe, meer krachtige en lichtere Macbook heb.

This content is published under the Attribution 3.0 Unported license.

Delen

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *