De laatste tijd kom ik vaker berichten tegen over ‘micro-learning’. Wat is het, en hebben we behoefte aan een nieuwe term?
Op het gebied van e-learning zijn ‘we’ er goed in om steeds nieuwe termen te verzinnen. Dat gebeurt met name door bedrijven aan ‘branding’ willen doen: het positioneren van een product of dienst als merk om je te onderscheiden van andere aanbieders. Is dat ook het geval met ‘micro-learning’?
Volgens Justin Ferriman gaat het bij micro-learning om het herontwerpen van trainingprogramma’s in verschillende korte cursussen, in plaats van in één lange cursus. Micro-learning bestaat dan uit verschillende hapklare brokken content van beperkte omvang. Het gaat om snel toepasbare leerinhouden. De lerende kan daarbij zelf bepalen welke brokken -‘chunks’- hij kan bestuderen. Deze ‘Lego-stenen’ kunnen betrekkelijk snel worden ontwikkeld en toegepast. Ze lijken vooral gericht te zijn op kennisacquisitie. Daarmee zijn ze ook beperkt toepasbaar. Andere vormen van e-learning zijn volgens Ferriman vaak beter te gebruiken. Hij stelt dat micro-learning wel aansluit bij de huidige ‘app cultuur’.
Volgens Sharon Boller speelt micro-learning in op het gegeven dat werknemers maar 1% van hun werktijd de gelegenheid hebben om te leren. Volgens haar kun je betekenisvol leren echter niet proppen in 24 minuten per week. Zij stelt ook dat micro-learning beperkt toepasbaar is, bijvoorbeeld voor het versterken van een bepaalde vaardigheid of van bepaalde kennis. Je kunt volgens haar echter geen complexe bekwaamheden of processen leren via micro-learning. We moeten ons volgens haar daarom goed realiseren welke manier van leren hoort bij welke leerbehoeften (van individuen en organisaties). Zij stelt mede aan de hand van een casus:
Let’s not get so excited by this concept of “micro-learning” that we fail to recognize when it is appropriate – and when it is absolutely NOT appropriate.
Ik deel deze kritiek, al zou je wat mij betreft bij leren en ontwikkelen niet alleen moeten kijken naar de tijd die formeel -bijvoorbeeld in een CAO- gereserveerd wordt voor leren. Werken en leren zijn vaak slecht te scheiden.
Micro-learning kan geschikt zijn voor het opfrissen van kennis of voor het leren van bekwaamheden die ook daadwerkelijk in korte tijd geleerd kunnen worden. Daarbij zou er voor gewaakt moeten worden dat lerenden ook worden uitgedaagd het geleerde te verwerken. Je ziet daarbij wel dat de leertechnologische mogelijkheden ten behoeve van deze vorm van werkplek leren en ‘performance support’ groter worden. Ik denk daarbij aan de mogelijkheid om korte online video’s te verrijken met vragen (het Nederlandse HiHaHo is daar een voorbeeld van), het gebruik van interactieve apps of aan de mogelijkheden die draagbare technologie hiervoor kan bieden. Dat verklaart vermoedelijk de toegenomen aandacht.
Verder vraag ik me af of er behoefte is aan de aparte term ‘micro-learning’. De term wordt al wat langer gebruikt, en bovendien spraken we enkele jaren geleden al langer van ‘chunks’ en ook van ‘rapid e-learning’ (snel te ontwikkelen en te bestuderen stukje leermateriaal). Daarnaast kennen we ook al het begrip ‘microtraining’. Een aparte term is wat mij betreft eigenlijk niet nodig. Zeker omdat de relevantie ervan voor leren en ontwikkelen beperkt is. Het is gewoon één van de vele vormen van e-learning.
This content is published under the Attribution 3.0 Unported license.
Geef een reactie