Zal het elektronisch portfolio aan een tweede jeugd beginnen? Dan zullen we wel met een aantal zaken rekening moeten houden.
Zo’n tien jaar geleden was er veel aandacht voor het elektronisch portfolio als instrument om de ontwikkeling van lerenden zichtbaar te maken, en als alternatief voor het beoordelen van het leren van lerenden. Op een gegeven moment is de aandacht voor deze benadering weggezakt.
Vandaag de dag kom ik weer vaker bijdragen tegen over het elektronisch portfolio. Die aandacht is wat mij betreft terecht omdat het elektronisch portfolio een holistische en gepersonaliseerde benadering is van de ontwikkeling van lerenden, in plaats van een fragmentarische en uniforme invalshoek die eigen is aan sterk gestandaardiseerde toetsen.
Volgens Vicki Davis in Edutopia kan een e-portfolio, indien het goed wordt ingezet, lerenden helpen bij het ontwikkelen van metacognitieve vaardigheden, bij het reflecteren en kan het e-portfolio het eigenaarschap van het leren bevorderen. Maar als je het elektronisch portfolio niet goed inzet dan beschouwen docenten en lerenden dit middel als tijdverspilling. Ook is het e-portfolio een onbetrouwbaar vergelijkingsinstrument voor scholen, als dit middel op een vergelijkbare manier wordt gebruikt als de gestandaardiseerde toetsen.
Davis onderscheidt elf ‘essentials‘ van een e-portfolio. Zij benadrukt terecht dat het doel van het e-portfolio duidelijk moet zijn. Daarbij onderscheidt zij een ‘portfolio for learning‘ en een ‘portfolio as learning‘. Ik vraag me hierbij af of deze termen wel goed gekozen zijn omdat het portfolio in het eerste geval wordt gebruikt als instrument voor het beoordelen van het geleerde. Het uitgangspunt dat het doel helder moet zijn, staat echter als een paal boven water.
Verder benadrukt Vicki Davis terecht dat er sprake moet zijn van een duidelijke relatie met het ‘coursework‘. Je zou het e-portfolio bijvoorbeeld ook kunnen inzetten als ‘advanced organizer‘ om het begrip van (het belang van) leerinhouden te vergroten voordat de leerinhouden zelf worden bestudeerd. Daarnaast zullen lerenden expliciet moeten werken aan metacognitieve vaardigheden, moeten we er voor waken dat we lerenden niet overvragen en dienen docenten nauw betrokken moeten worden bij de inbedding van het e-portfolio in het curriculum. Dit instrument is immers best een vreemde eend in de educatieve bijt.
Met één ‘essential‘ ben ik het niet bij voorbaat eens. Dat is het advies om het e-portfolio voor een breder publiek toegankelijk te maken. Dat is namelijk erg afhankelijk van de inhoud. Persoonlijke reflecties op het eigen functioneren kunnen best alleen in beperkte kring bekend zijn. Net zoals bij data in het algemeen, moet je er ook bij het e-portfolio voor waken dat inhouden uit hun context worden gehaald.
Wat ik mis is de inbedding van het e-portfolio binnen het onderwijsbeleid. Je kunt een e-portfolio m.i. alleen zinvol inzetten als het niet alleen op het niveau van de leersituatie of het curriculum invoert, maar ook op het niveau van de organisatie en onderwijsbeleid. Ook op die niveaus moet het e-portfolio meetellen.
This content is published under the Attribution 3.0 Unported license.
Mbt het e-portfolio toegankelijk maken voor een breder publiek ben ik gecharmeerd van de functionaliteit om autorisaties toe te kennen voor onderdelen van je e-portfolio. Bij een sollicitatie start je met de showcase. Als de procedure goed verloopt stel je je wat kwetsbaarder op en geef je bijvoorbeeld ook inzage in jouw begeleidingsbehoefte.
Dat zijn inderdaad zinvolle functionaliteiten.