In de huidige discussie over het verondersteld doorgeslagen rendementsdenken in het hoger onderwijs ontbreekt m.i. één element: de rol die technology enhanced learning kan spelen bij het toegankelijk houden van kleine opleidingen.
Met name aan de Universiteit van Amsterdam klagen studenten en docenten er over dat het bestuur te veel oog heeft voor de financiële kosten en baten van opleidingen, en vanuit dit eenzijdig perspectief kleine opleidingen wil schrappen.
Het verbaast me daarbij dat niet wordt gekeken naar de mogelijkheden van technology enhanced learning om kleine opleidingen in stand en toegankelijk te houden. In het VSNU-rapport Prestaties in perspectief uit 2012 wordt e-learning en open educational resources genoemd als een ontwikkeling die het studiesucces kan bevorderen, maar wordt geen relatie gelegd met de ontwikkeling van kleine opleidingen.
In hetzelfde rapport lezen we verder dat het aantal bacheloropleidingen tussen 2001 (doctoraalopleidingen) en 2010 is gedaald van 439 naar 419. Verder blijkt volgens Prestaties in perspectief dat van de bacheloropleidingen 11% (46) minder dan 50 ingeschreven studenten heeft. Hierbij wordt een onderscheid gemaakt tussen bacheloropleidingen waar er maar één van bestaat (zoals Nieuwgrieks of Friese taal en cultuur), en kleine bacheloropleidingen die aan meerdere universiteiten worden aangeboden.
Over deze laatste groep opleidingen wordt aangegeven dat de ‘ervaring leert’ dat studenten niet kiezen voor dezelfde opleiding aan een andere universiteit, maar voor een andere studie. Samenvoeging en afbouw van vestigingen leiden niet tot meer doelmatigheid.
Deze veronderstelling houdt er onvoldoende rekening mee dat gedrag van aankomende studenten ook kan veranderen. Verder moet je je de vraag stellen waarom studenten voor een bepaalde universiteit kiezen. In het verleden was dat in verband met identiteit van de instelling of stad. Studenten wonen dankzij de OV-kaart en een smalle portemonnaie nu steeds vaker thuis. Dan wordt de reisafstand naar de universiteit belangrijker.
Maar wat als je de studie nu eens (grotendeels) online kunt volgen, en bijvoorbeeld maar één keer in de twee weken hoeft te reizen? Wat als sowieso ineffectieve hoorcollege’s vervangen worden door krachtige online leermaterialen, interactieve online masterclasses of webinars? Of als kleinschalige werkgroepen met synchrone online communicatietools worden gefaciliteerd? Door opleidingen te vernieuwen met behulp van krachtige internettechnologieën kun je het onderwijs meer effectief en efficiënt maken. Als een student bijvoorbeeld maar één keer in de twee weken van Arnhem naar Amsterdam hoeft te reizen, en voor de rest online kan leren, zou hij dan nog steeds eerder voor een andere studie aan de universiteit in Nijmegen willen kiezen? Studenten zijn immers al erg vertrouwd met het gebruik van internettoepassingen. Je kunt dan kleine opleidingen op minder vestigingen uitvoeren, bijvoorbeeld maar bij één universiteit, en toch toegankelijk houden.
Wat wel belangrijk is, is dat je jongeren en hun ouders al op de middelbare school bekent maakt met het fenomeen ‘online leren’. Er wordt nog steeds ten onrechte er van uit gegaan dat voornamelijk online leren per definitie van mindere kwaliteit is dan onderwijs waarbij men fysiek bij elkaar komt. Maar als je veel zorg besteedt aan de kwaliteit van je digitale leer- en werkomgeving, het online curriculum (inclusief leerinhouden) en de didactiek die je toepast, dan is technology enhanced learning een uitstekende manier van leren. Denk daarbij aan een duidelijke structuur, veel aandacht voor elkaar online leren kennen, het monitoren van de voortgang (ook door de lerende zelf) en aan goede begeleiding.
Deze aanpak biedt uiteraard geen soelaas voor de zogenaamde ‘unica’-opleidingen. Maar wel voor kleine bacheloropleidingen die aan meerdere universiteiten worden aangeboden.
This content is published under the Attribution 3.0 Unported license.
Geef een reactie