Hoe kun je er voor zorgen dat lerenden bij online leren geboeid blijven? Hoe kun je voorkomen dat lerenden bij online leren uitvallen? Of je het nu hebt over massive open online courses, over meer kleinschalige en besloten cursussen of over leren in virtuele gemeenschappen: deze vragen zijn in het algemeen relevant. Curtis Bonk en Elaine Khoo hebben daarom op basis van vier paradigma’s van leren tien principes geformuleerd die moeten helpen lerenden bij online leren gemotiveerd te houden.
Bonk en Khoo stellen dat we moeten begrijpen wat lerenden motiveert om online te leren en een online cursus af te maken. Hierdoor krijgen we inzicht in hoe we het beste online cursussen kunnen structureren en ontwerpen om lerenden te engageren. Zij stellen dat een uitgangspunt hierbij is dat lerenden doelgericht zijn in hun acties en intenties.
De auteurs beschrijven hoe binnen vier paradigma’s van leren gedacht wordt over het beïnvloeden van motivatie om te leren.
I. Behaviouristen gaan ervan uit dat je motivatie van lerenden via belonen en straffen kunt beïnvloeden. Zij hebben geen aandacht voor interne aspecten van motivatie. Ook krijgen zij het verwijt dat zij zich beperken tot starre kwantitatieve maatregelen. Online ‘scaffolds’, richtlijnen, beloningen door docenten, regelmatige feedback, beoordelingen en certificaten zijn voorbeelden van didactische beïnvloeders met een behaviouristische achtergrond. Adaptieve technologieën, die leermaterialen aanbieden op basis van leergedrag, vallen hier ook onder.
II. Cognitivisten kijken naar de relatie van motivatie en intentionele doelen, opvattingen en verwachtingen. Zij beschouwen lerenden als actieve informatiezoekers en verwerkers, waarbij docenten niet alleen kennis overdragen maar lerenden ook ondersteunen bij het verwerken ervan. Bij deze benadering is aandacht voor zaken als zelfplanning of zelfregulering, waardoor lerenden meer grip krijgen op hun leren. Het gebruik van concept mapping, outline tools en korte vragen zijn voorbeelden van online middelen die lerenden ondersteunen bij het leren. Volgens deze opvatting gaat het er dus om intrinsieke en extrinsieke motivatiestrategieën te gebruiken. Het bevorderen van reflectie, het monitoren van voortgang via formatieve toetsen en feedback maken hier ook deel van uit. Verschillende theorieën maken dan deel uit van dit paradigma:
- De attributie theorie kijkt naar opvattingen van lerenden ten aanzien van de oorzaken van hun succes of falen. Docenten richten zich vervolgens op factoren die beïnvloed kunnen worden door de lerende zelf.
- De self-efficacy theorie gaat ervan uit dat lerenden een beeld hebben van hun vermogen om een bepaalde taak op een bepaald niveau uit te voeren, om een bepaald doel te bereiken. Self-efficacy is daarmee van invloed op het geloof een bepaalde taak te kunnen uitvoeren en om tegenslagen te kunnen hanteren. Via opdrachten en adaptieve toetsen kun je lerenden bijvoorbeeld het gevoel geven een taak aan te kunnen.
- De doeloriëntatie theorie onderzoekt de relatie tussen individuele cognitieve motieven en intrinsieke motivatie. Waarom willen lerenden leren? Het gevolg kan zijn dat je binnen je leermateriaal een onderscheid maakt tussen reguliere leerstof en verdiepende leerstof, en dat je lerenden in staat stelt het geleerde toe te passen.
- De zelfdeterminatie theorie gaat er van uit dat factoren als autonomie, het gevoel competent te zijn en verbondenheid met anderen van invloed zijn op de mate waarin lerenden intrinsiek gemotiveerd zijn en daardoor nieuwsgierig zijn, taken volhouden en inzicht ontwikkelen.
III. Constructivisten gaan uit van het ontlenen van betekenis door ervaringen. Dat zou het beste kunnen gebeuren in probleemgerichte setting waarbij lerenden worden gestimuleerd hun voorkennis en evaringen te gebruiken. De docent begeleidt lerenden bij kenniscreatie. Realistische taken moeten dan motiverend werken, net als het aansluiten van leerdoelen bij de belevingswereld van de lerenden. Belangrijke principes zijn dan:
- Creëer spanningen en uitdagingen.
- Zorg voor een variëteit aan leeractiviteiten, waarbij plezier en fantasie een belangrijke rol spelen.
- Zorg voor een leeromgeving waarin lerenden zich psychologisch veilig voelen om te leren. ‘Social presence’ is daarbij belangrijk.
IV. Sociaal culturele opvattingen over motivatie van lerenden kijken vooral naar de rol van de context. Daarbij is ‘scaffolding instruction’ door deskundige anderen belangrijk voor de zone van naaste ontwikkeling van lerenden. Structuur en begeleiding door de expert worden daarbij in de loop van de tijd afgebouwd.
Verschillende tools, zoals wederom concept mapping, faciliteren lerenden hierbij. In deze benadering leren lerenden samen met elkaar en interacteren zij over ideeën. De docent is mede-lerende en degene die cureert en faciliteert. Lerenden zijn zelfverantwoordelijk voor hun leren. Verschillende vormen van interactie (met content, met een expert en met elkaar) en typen interacties (affectief, intellectueel, sociaal, emotioneel) zijn belangrijk voor de motivatie. Interactie en socialisatie zijn namelijk van invloed op intrinsieke motivatie en betrokkenheid. Verder moet het leren relevant, authentiek en betekenisvol voor lerenden zijn, willen lerenden gemotiveerd zijn om te leren. Verder benadrukt deze stroming het belang van groepsdynamica, cultuur, sfeer en erkenning van een culturele diversiteit.
Samenvattend formuleren de auteurs tien principes die belangrijk zijn voor de motivatie van lerenden, en die hun basis hebben in één of meer paradigma’s van leren.
In hun gratis te downloaden boek werken Curtis Bonk en Elaine Khoo dit verder uit in meer dan honderd leeractiviteiten.
This content is published under the Attribution 3.0 Unported license.
Geef een reactie