Het leerplatform van de toekomst zal zich ontwikkelen tot een ‘ecosysteem’ dat leren en werken zal gaan faciliteren. Aangezien organisaties wat betreft arbeidssysteem en ‘leersysteem’ verschillen, zullen deze digitale leer- en werkomgevingen zich -nog meer dan nu- op verschillende markten richten.
Tom van der Ark heeft een artikel geschreven over het leerplatform van de toekomst. Daarin beschrijft onder meer de twaalf belangrijkste componenten van zo’n platform, de services die zo’n platform faciliteert en krachten die van invloed zijn op zo’n platform.
Van der Ark’s artikel bestaat vooral uit opsommingen. Ik ga deze daarom niet vertalen, maar wil er wel op reflecteren:.
- The devil is in the detail. Dat geldt vooral voor de componenten. Leerplatforms bevatten namelijk al ‘learning tools’. Maar wat voor ‘productivity’ en ‘presentation’-tools zullen zij bevatten? Platforms bevatten vaak ook al zoekmachines. Maar wat verstaan we onder ‘intuïtief zoeken’? In de uitwerking zal het onderscheidend vermogen van platforms ten opzichte van elkaar, en ten opzichte van de huidige generatie platforms zitten. Ik kom hier nog op terug.
- De auteur typeert platforms als ‘ecosystemen’. Dat is een rake typering. Wat mij betreft impliceert dat ook dat leerplatforms uit verschillende applicaties kunnen bestaan (hetgeen volgens mij wat anders is dan de ‘apps’ waar Van der Ark op doelt’). Er zal in elk geval veel minder sprake zijn van één applicatie die het leren zal ondersteunen.
- Van der Ark kiest voor een zeer breed perspectief als het gaat om het leerplatform. Hij heeft het bijvoorbeeld ook over links met “health, youth, and family services”. Dat gaat mij wat te ver.
Ik verwacht wel dat deze platforms leren en werken (zoals het doen van onderzoek) in de brede zin van het woord zullen ondersteunen. Ik wil daarom ook verder spreken over digitale leer- en werkomgevingen (DLWO). De wijze waarop binnen organisaties het werken wordt georganiseerd (het arbeidssysteem) en de wijze waarop binnen organisaties leren wordt gefaciliteerd (het leersysteem) verschillen echter. Met als gevolg dat de componenten van DLWO’s weliswaar hetzelfde zijn, maar de uitwerking ervan -de detaillering zoals gezegd- sterk zal verschillen. Organisaties zullen dan ook in toenemende mate de behoefte hebben om een eigen invulling te kunnen geven aan die details. Een gevolg is ook dat ontwikkelaars van digitale leer- en werkomgevingen zich moeten focussen op specifieke niches dan wel fors moeten investeren of te kunnen differentiëren naar verschillende typen organisaties. - Er is overlap in componenten. Een profiel is m.i. namelijk ook een “relationship tool”. Echt problematisch is deze overlap niet.
- Van der Ark stelt dat de DLWO eigenlijk ook toegankelijk moet zijn via een smartphone. Volgens mij geldt dat vooral voor bepaalde toepassingen. Welke activiteiten kunnen efficiënt en effectief op een smartphone worden uitgevoerd (denk aan het raadplegen van cijfers of het checken van nieuws) en welke niet (zoals het bestuderen van een wetenschappelijk artikel)?
- De ontwikkeling van DLWO’s wordt niet alleen bevorderd door trends als de opkomst van massive open online courses, ‘social learning’, big data en adaptief leren, maar ook door de behoefte van onderwijsinstellingen om de betrokkenheid van lerenden bij het onderwijs -engagement- te vergroten. Nogmaals: ook nu komt het op de uitwerking van deze ontwikkeling aan.
This content is published under the Attribution 3.0 Unported license.
Geef een reactie