De afgelopen week vond in Las Vegas weer de Consumer Electronics Show plaats. Tijdens deze beurs tonen fabrikanten de nieuwste producten op het gebied van ICT en elektronica. Eén van mijn conclusies op basis van een aantal artikelen die ik gescand heb, is dat het “Internet of Things” meer volwassen wordt. De vraag is wat dit betekent voor leren.
Bauer cs (2014) definiëren het internet der dingen als volgt:
The Internet of Things refers to the networking of physical objects through the use of embedded sensors, actuators, and other devices that can collect or transmit information about the objects. The data amassed from these devices can then be analyzed to optimize products, services, and operations.
Zij beschrijven voorbeelden uit de wereld van gezondheidszorg en retail.
Je leest al verschillende jaren over deze ontwikkeling. Zo is het voorbeeld van de koelkast die registreert dat de melk op is, al redelijk ‘belegen’.
Net zo als zo veel trends, lijkt het bij Internet of Things echter enkele jaren te duren voordat deze ontwikkeling enige mate van volwassenenheid kent, en het omslagpunt van een meer brede acceptatie wordt bereikt.
Dat omslagpunt wordt vermoedelijk de komende paar jaar bereikt. Het is dan de vraag wat dit betekent voor leren.
De voorbeelden, die ik tegenkom, hebben veelal te maken met het managen of organiseren van leren. Robert Lutz beschrijft bijvoorbeeld toepassingen die te maken hebben met klimaatbeheersing en beveiliging van school. Bryan Alexander stelt dat deze ontwikkeling de campus een ander aanzien zal geven, en dat ICT-beheer een breder terrein van technologie moet bestrijken. Zelf denk ik ook aan chips in smartwatches van lerenden die de aanwezigheid automatisch in een studentadministratiesysteem vastleggen.
Ik lees echter maar weinig over didactische toepassingen. Lutz geeft het voorbeeld van een visueel gehandicapte student die over een speciale kaart beschikt waarmee het lettertype op een beeldscherm automatisch wordt vergroot. Eerlijk gezegd lijkt me dit een toepassing die eenvoudiger kan worden gerealiseerd (door standaard instellingen op een eigen device). Alexander gebruikt als voorbeeld onder meer het gebruik van QR-codes, waarmee je objecten van extra informatie kunt voorzien. Ik vraag me daarbij af of deze toepassing onder de definitie van The Internet of Things valt (is een QR- of NFC-code ook een object?).
Location-based learning is dat wat mij betreft wel. Een lerende krijgt daarbij op zijn device automatisch leerstof en leeractiviteiten, omdat het device via sensoren contact maakt met een object op de locatie waar de lerende zich bevindt. Voorbeeld: ik sta in een telefoonwinkel en krijg een instructievideo van een nieuw type telefoon, op mijn oude telefoon te zien.
Ik vraag me daarbij af of en op welke manier het Internet of Things van invloed is op interactie tussen lerenden, en tussen lerenden en docenten (in het geval van onderwijs). Wellicht kan de smartwatch van een docent een bepaald signaal afgeven op het moment dat gezondheidsapps op smartwatches van lerenden aangeven dat de hersenactiviteit drastisch afneemt?
Ik verwacht in elk geval dat het internet der dingen de komende jaren ook toegepast zal worden voor leren. Het is de hopen dat deze toepassingen ook toegevoegde waarde zullen hebben voor het leren zelf, en niet alleen voor het managen van het leren.
This content is published under the Attribution 3.0 Unported license.
Geef een reactie