Tin Can en MOOCs kunnen beiden leren in netwerken faciliteren, en op die manier bijdragen aan de ontwikkeling van professionals.
Volgens Bryant Nielson hebben Tin Can en MOOCs de potentie om bedrijfsopleidingen te veranderen. MOOCs stellen volgens heb opleidingsafdelingen in staat om:
- Leerstof te decomponeren zodat medewerkers leerinhouden kunnen bestuderen op het moment dat zij dat nodig hebben.
- Samenwerkend leren met peers te faciliteren en persoonlijke leernetwerken te ondersteunen.
- Data over opleiden op grote schaal te verzamelen en te analyseren om zo leren en opleiden te verbeteren.
Voor de eerste twee mogelijkheden heb je overigens geen MOOCs nodig. Bovendien zijn MOOCs lang niet altijd gericht op samenwerkend leren met peers of persoonlijke leernetwerken.
Tin Can is een application programming interface die het mogelijk maakt om gegevens te registereren van leeractiviteiten die in tal van platforms worden uitgevoerd. In tegenstelling tot SCORM houdt Tin Can er rekening mee dat lerenden niet alleen binnen een leermanagement systeem studeren, maar bijvoorbeeld ook YouTube-video’s bestuderen of sociale media gebruiken om kennis te ontwikkelen en delen. Tin Can verzamelt deze data dan in een learning record store (LRS). Hiervoor zijn standaard ‘statements’ ontwikkeld. Op deze manier kun je dus data van veel meer leeractiviteiten rekening houden dan andere standaarden of specificaties doen. Daarbij gaat het dan om leeractiviteiten die binnen autenthieke contexten worden uitgevoerd (formeel en informeel, mobiel en ook offline). De data kunnen gemakkelijker worden meegenomen, en beter worden geanalyseerd.
Nielson meent dat je binnen MOOCs daardoor ook rekening kunt houden met leeractiviteiten buiten MOOCs.
Ik denk dat deze ontwikkelingen onderstrepen en faciliteren dat leren veelal in een breed verspreid netwerk van personen, gemeenschappen, groepen, bronnen, applicaties en systemen plaatsvindt. Bovendien wordt rekening gehouden met een grote diversiteit aan leeractiviteiten.
Een professional neemt bijvoorbeeld deel aan een MOOC om bij te blijven op het eigen vakgebied. Hij bestudeert die onderdelen die relevant zijn voor zijn actuele leerbehoefte. Verder neemt hij deel aan een conferentie, waarbij ook gebruik wordt gemaakt van een LinkedIn groep. Samen met vakgenoten deelt hij kennis via Facebook en Twitter. In het kader van een innovatieproject wordt een weblog gebruikt.
Tin Can heeft de potentie om al die leerervaringen op te slaan. Voorwaarde is wel dat alle leeractiviteiten daadwerkelijk op een gebruikersvriendelijke manier geregistreerd kunnen worden. Kan ik bijvoorbeeld via Tin Can registeren dat ik deze blog heb geschreven?. Bovendien moeten de data ook betekenis hebben (het bekijken van een video alleen zegt weinig). De analyses moeten wat opleveren voor verschillende belanghebbenden. Tenslotte is het de vraag hoe je offline face-to-face leeractiviteiten, zoals een discussie met collega’s, via Tin Can registreert.
This content is published under the Attribution 3.0 Unported license.
Dit blijft een interessante ontwikkeling met veel potentie maar ook met veel vragen:
(1) LRS-en die er zijn (niet veel) lijken nogal op een LMS en doen nog niet veel meer dan SCORM altijd al deed (of moest doen)
(2) TinCan ‘statements” zijn niet standaard; alleen de syntax; Wilfred Rubens (wie) publiceert (actie/doet) een blog over Tincan (wat) zou dus kunnen
(3) Rapportage aan de achterkant heeft nachtmerrie potentie; rapportage is toch al een issue bij veel LMS-en; en daar zijn de vast te leggen gegevens (voortgang, voltooid) nog beperkt en min of meer standaard. Terecht dat je dit aankaart in je laatste alinea.
(4) Onderbelicht maar zeer relevant (imho): wie beheert de LRS bij “life long learning”; het bedrijf waar je toevallig werkt? een overheidsclub? google?
Anyway – dank voor je column. Altijd interessant.