‘Nederland’ wil steeds meer werk maken van een ‘leven lang leren’, maar slaagt daar onvoldoende in. Dat is spijtig voor tal van betrokkenen. Het trieste is dat we al langer weten hoe een leven lang leren kan worden bevorderd. Diverse betrokkenen worstelen er echter mee om de diverse drempels weg te werken.
De aanleiding voor deze blogpost is tweeledig. Gisteravond stuitte ik op een Twitter-conversatie naar aanleiding van een blogpost van Remko Boers waarin hij aangeeft te stoppen met de Masteropleiding Leren en Innoveren. De tweede aanleiding is een bericht op Scienceguide waarin de Vereniging van Hogescholen aangeeft graag met deeltijd hoger onderwijs aan de slag te gaan, maar met de minister van Onderwijs in gesprek te willen gaan over randvoorwaarden zoals belemmerende wet- en regelgeving.
In mijn reactie op Remko’s blogpost gaf ik aan het jammer te vinden dat hij voortijdig stopt met deze masteropleiding. Remko en Karin Winters vroegen daarop om een toelichting.
Je zou namelijk kunnen stellen dat het er vooral om gaat dat volwassenen leren, en niet dat zij een diploma halen. En leren kun je op verschillende manieren. Daar heb je zelfs lang niet altijd opleidingen voor nodig (internet als leeromgeving, bijvoorbeeld). Bovendien wordt de waarde van zelfgestuurd en informeel leren -weliswaar schoorvoetend – steeds breder erkend.
Ik heb echter een aantal redenen om het wel als ‘jammer’ te betitelen als deelnemers aan -bijvoorbeeld- een masteropleiding voortijdig stoppen.
In de eerste plaats is dat jammer voor de deelnemer zelf. Hij of zij had bij de start bepaalde verwachtingen bij het volgen van de opleiding. Die verwachtingen zijn maar ten dele waargemaakt. Uiteraard heb je ongetwijfeld geleerd, en jezelf ontwikkeld. Maar de verwachting was toch het behalen van een diploma, omdat werkgevers dat nog steeds één van de belangrijkste bewijzen van je bekwaamheid vinden (dat toegang geeft tot bepaalde functies). Als je geen diploma wilde behalen, had je vermoedelijk voor andere leeractiviteiten gekozen dan een opleiding die een forse investering van je vraagt. Daar komt bij dat de deelnemer veel tijd, energie en waarschijnlijk ook geld heeft geïnvesteerd in de opleiding. In een aantal gevallen is voortijdig stoppen met een opleiding ook negatief van invloed op het zelfvertrouwen van de deelnemer.
Op de tweede plaats kan het jammer zijn voor een werkgever, indien de werkgever ook tijd en geld heeft geïnvesteerd in de masteropleiding. Bovendien kan een werkgever een minder gemotiveerde werknemer ’terug’ krijgen.
Op de derde plaats is dit jammer voor de opleiding. Een hoog uitvalpercentage bij een leven lang leren kan er op wijzen dat wat schort aan de kwaliteit van de opleiding. Ik kom daar zo meteen op terug. Veel uitval is niet goed voor je naam, en bovendien heeft ook de opleiding geïnvesteerd in de lerende terwijl de verwachtingen van de opleiding niet zijn uitgekomen. Daar komt bij dat uitval bepaald niet bijdraagt aan de maatschappelijke verantwoordelijkheid van opleidingen (bijdragen aan de kennissamenleving).
Tenslotte is dit jammer voor de kennissamenleving als geheel. In het artikel in Scienceguide wordt de Commissie Rinnooy Kan aangehaald die benadrukt dat deeltijd hoger onderwijs belangrijk is voor onze post-industriële netwerksamenleving. Met het oog op steeds complexer wordend werk, wordt er een steeds groter beroep gedaan op kennis. De samenleving heeft er dan ook veel baat bij dat de beroepsbevolking hoog is opgeleid, en zich continu ontwikkeld. Dit blijkt onder meer uit het aantal mensen dat een diploma in het hoger onderwijs heeft behaald. Zoals gezegd levert zelfgestuurd en informeel leren hier ook een waardevolle bijdrage aan, maar hebben met name diploma’s nog steeds een ‘civiel effect’. Bovendien is informeel leren vooral geschikt om bij te blijven op je vakgebied.
Remko’s blogpost (en ook de reactie van Karin Winters daarop) illustreert ook de knelpunten bij een leven lang leren, waar ‘we’ al heel lang mee worstelen. Zoals Joseph Kessels het gisteren in een reactie aan Remko verwoordde:
Dag @WitBlauwRB Wat onvoorstelbaar jammer dat het met al onze kennis en goede bedoelingen niet lukt je binnen boord te houden @karinwinters
Er is namelijk al heel lang bekend waarom volwassenen relatief weinig deelnemen aan post-initiële opleidingen, of voortijdig met hun studie stoppen.
- Financiële drempels (kosten).
- Drempels mbt de toegankelijkheid (denk aan instroomeisen, maar ook aan de afstand tot de opleiding).
- Drempels met betrekking tot de informatie over de opleiding (weten deelnemers bijvoorbeeld wat van hen wordt gevraagd).
- Persoonlijke -veelal mentale- drempels. Hieronder vallen bijvoorbeeld het kunnen combineren van studeren met werk en privéleven, het vermogen om zelfsturend te leren of voldoende zelfvertrouwen hebben.
- Drempels die voortvloeien uit het ontwerp van de opleidingen. Hieronder vallen studielast, doorlooptijd, het rekening houden met ervaringen van deelnemers of de wijze van beoordelen.
Opleidingen hebben maar ten dele invloed op de kosten. Een lerarenbeurs wil participatie wel eens bevorderen. Zij hebben -mits wet- en regelgeving dat toestaat- wel invloed op instroomeisen. Alleen: lage instroomeisen beïnvloeden wel het niveau van de opleiding en/of de begeleiding die je moet bieden.
De afstand tot de opleiding kun je verkleinen door gebruik te maken van e-learning. Dit leidt echter weer tot nieuwe uitdagingen. Opleidingen hebben uiteraard ook veel invloed op het verstrekken van informatie over de opleiding. Een te rooskleurig beeld leidt tot uitval, een reëel beeld vermoedelijk tot minder instroom en minder uitval. Open educational resources en massive open online courses worden onder meer ingezet om potentiële studenten een reëel beeld te geven van een studie.
Persoonlijke drempels kunnen maar zeer ten dele worden geslecht door de opleiding. Een opleiding kan lerenden hierin begeleiden, maar daar zijn grenzen aan. Werkgevers zouden lerenden bijvoorbeeld meer tijd kunnen geven om te leren, en niet alleen de opleiding (mede) financieren. Maar lang niet elke werkgever kan zich permitteren een werknemer 10 uur per week vrij te geven, waarbij de werknemer zelf ook nog eens 10 uur investeert (door bijvoorbeeld minder te werken).
Opleidingen hebben tenslotte veel invloed op het onderwijskundig ontwerp. Zij zullen zich moeten afvragen wat het betekent om volwassenen ’te bedienen’ die studie moeten combineren met werk en gezin. Ontwerpers van MOOCs gaan bijvoorbeeld wel eens uit van een doorlooptijd van 8 weken en een maximale studielast van 3 uur per week. Het is echter de vraag of dit voldoende is om een masterniveau te behalen.
Er wordt ook gepleit, bijvoorbeeld door de Commissie Rinnooy Kan, voor meer flexibiliteit (bijvoorbeeld lerenden in staat te stellen meer in eigen tijd en tempo te leren). De ervaring (bijvoorbeeld van de Nederlandse Open Universiteit) leert echter ook dat veel lerenden dan héél lang doen over hun opleiding of zelfs afhaken. Een subsidiërende overheid rekent instellingen dan af op een laag rendement. Bovendien wordt het complex om samenwerkend leren toe te passen als je niet werkt met cohorten (terwijl dat wel kan passen bij het doel van je opleiding).
Instellingen zullen dus moeten een goede balans vinden tussen de diverse eisen die een ‘leven lang leren’ op het niveau van hoger onderwijs stelt. Het realiseren van randvoorwaarden, zoals het wegnemen van belemmerende wet- en regelgeving, kan in vergelijking daarmee wel eens kinderspel blijken te zijn.
This content is published under the Attribution 3.0 Unported license.
Met veel interesse heb ik jouw van te voren aangekondigde blogpost gelezen. Ik vroeg inderdaad om een toelichting en die hield in dat ik wilde weten wat je precies onder ‘jammer’ verstond. Die vraag heb je uitgebreid beantwoord. Dat waardeer ik.
Het geworstel zit ‘m misschien ook wel in het verschil tussen leren en opleiden. Als ik mezelf even als voorbeeld neem, dan vind ik het geweldig om te leren. Maar ik heb wat meer moeite met opgeleid worden.
Als de overheid het heeft over een ‘leven lang leren’, dan moet de weg die ze zich daarbij voorstellen niet alleen bestaan uit het (kunnen) volgen van opleidingen. Heel veel van wat ik geleerd heb, heb ik geleerd in mijn werk of via mijn blog. Met veel plezier, fijne omwegen en in een eigen tempo.
Ik heb naar aanleiding van deze blogpost nog wel één vraag die me mijn leven lang al achtervolgt: hoe leer je mensen op een effectieve manier dat je Remko Boers met een k schrijft? 😉
Ik herken de wporsteling pesoonlijk helemaal. 6 weken nadat ik bevallen was van mijn eerste kindje (in 2012), begon ik op eigen kosten aan een post-hbo opleiding e-learning van een half jaar. Op dit moment ben ik nog steeds bezig met het afronden van de praktijkopdrachten. De 4e en 5e hierbovenbeschreven redenen zijn daar in mijn geval debet aan. Je houdt gewoon erg weinig tijd (en concentratie) over met zo’n kleintje en tegelijk koste het mij veel moeite om de praktijkopdrachten in behapbare stukken te realiseren. Hoewel ik vastbesloten ben dat papiertje binnen te halen, denk ik tegelijk: “dit nooit meer” (voorlopig ;-)). Het zou inderdaad goed zijn als je als individu meer het gevoel krijgt dat je er niet alleen voor staat en in hoeft te investeren, maar dat ‘het systeem’ er ook in meewerkt. Tegelijk weet ik als onderwijskundige dat ik (en de opdrachtgever) bij het ontwerpen van ontwikkeltrajecten nog vaak teveel uitga van een ‘ideaalplaatje’ waarbij de deelnemer bewust kiest voor de training/ontwikkelactiviteit en daar ook zijn volledige focus op heeft. Terwijl de realiteit er op de werkvloer heel anders uitziet.
Genoeg te doen dus nog om uit de worsteling en in de flow te komen.
Dag Wilfred,
Dank voor je rijke reflectie op de twee verhalen van
Remko Boers: http://witblauw.blogspot.nl/2014/05/stoppen-met-mli.html
en van Karin Winters: http://www.karinblogt.nl/mli-wiens-leren-wil-ik-innoveren/
over hun geworstel met de Masteropleidingen die zij volgen.
Het schrijnende is dat de inhoud van deze programma’s juist gaan over innovatie in het onderwijs en het personaliseren van het leren, maar het lukt niet om de rijke ervaring, inzet en opbrengsten van deze twee gemotiveerde deelnemers te waarderen en te erkennen.
Staan de regels voor het waarborgen van het civiel effect van opleidingen zo haaks op de doelstelling van leren en ontwikkelen?
Joseph Kessels
Dag Joseph,
Regels voor het waarborgen van het civiel effect kunnen m.i. prima samengaan op de doelstellingen van leren en ontwikkelen. Ik heb zelf het gevoel dat het ontwerp van de opleiding, de intellectuele en fysieke belasting (tijd, reizen) en de combinatie met werk en sociaal leven voor de meeste mensen de belangrijkste reden zijn om af te vallen. Zie ook de ervaring van Giovanna (reactie op deze blogpost) en de blogpost van Judith van Hooijdonk: http://2bejammed.org/2014/05/16/reflecteren-en-innoveren-mli/. Judith’s motivatie vloeit deels voort uit redenen die met haar baan te maken hebben. Remko, Karin en Judith klagen alle drie over het hoge tempo en het gebruik aan tijd om het geleerde te laten bezinken. Opvallend is ook dat informatie over opleidingen niet voldoende is wat betreft het ‘managen’ van verwachtingen. Je moet het schijnbaar ervaren. Dat is één van de redenen waarop ik voorstander ben van open courseware: je kunt eerst ervaren wat het is om te studeren. MOOCs hebben dit voordeel ook. Anderzijds hebben open courseware en MOOCs ook een fors vrijblijvend karakter. Tenslotte valt me ook op dat Karin en Judith klagen over bepaalde merites van ons vakgebied. Studenten moeten zich aan regels houden (zie APA) waarvan zij de zinvolheid niet inzien. Eerlijk gezegd herken ik dat ook.
Dank voor je inbreng. Een bevestiging van de opvatting van anderen. Succes met afronden.
Excuus voor het foutief schrijven van je naam. Ik durf te wedden dat ik op twitter ‘Remco’ heb gelezen. Maar je moest ook een weten wat mensen allemaal van ‘Wilfred’ maken 😉
Ik denk inderdaad dat ‘leervoorkeur’ van invloed is op je beleving van een opleiding. Ik leer ook graag, maar veelal liever informeel. Is volgens mij een persoonlijke ‘drempel’ voor deelname aan een opleiding.
Aansluitend op wat Joseph zegt. De commentaren gaan vooral over de moeite die studenten hebben om leren ij te passen in hun verder ook al drukke leven. Maar ik lees ook, vooral bij Karin, dat de opleiding het er soms ook bij laat zitten. Het is toch onprofessioneel als ze bijvoorbeeld iemand laten reflecteren op een knullige wijze, waarbij het ook nog zo is dat de student beter weet hoe er meer leerwinst uit de reflectie te halen valt dan de opleider. Het is soms (vaak) zo dat er meer in dialoog geleerd zou kunnen worden zodat de expertise van de student ingezet kan worden om het keren te verbeteren. En soms ook de opleiding zelf te verbeteren. De opleiding als procrustusbed waar de student maar in moet passen, is toch niet meer van deze tijd.
Mooie blog, Wilfred;
Praktijkmensen die hunkeren naar meer kennis/vaardigheden en opleidingen die daarin zouden moeten kunnen ondersteunen. Moet niet zo moeilijk zijn om al deze mensen bij elkaar te brengen. Je blog en de reacties daarop geven een goed beeld waarom dat niet altijd lukt.
Ook ik ben in 2009 bij Fontys Eindhoven gestart met de Master Leren en Innoveren. Werd voor mij steeds lastiger om na bijna een jaar mijn toenmalige werk en MLI-opleiding goed te combineren.
Ik weet nog goed dat ik op een zaterdagmiddag op mijn zolderkamer zat te blokken aan een studie-opdracht toen ik per mail feedback kreeg op mijn voige studie-opdracht. Het was het moment dat er bij mij iets brak. Alle goede intenties van de feedback-gever ten spijt merkte ik op dat moment dat ik helemaal leegliep en besloot te stoppen. Hierbij de feedback van destijds:
Herkansing Henk van Gils – aanwijzingen voor het verbeteren
Criteria waaraan wordt voldaan:
1. Een helder omschreven praktijkprobleem dat is gerelateerd aan de inhoud van het leerarrangement.
2. Een goed omschreven probleemstelling die voorkomt uit het praktijkprobleem.
3. Aansluiting bij een aantal onderdelen van de kennisbasis van LA1 (veronderstellingen over leerprocessen; veranderende samenleving; leerprocessen in kaart brengen; verantwoording van de kwaliteit van begeleiding van leerprocessen).
5. Koppeling met de observatie uitgevoerd tijdens het bezoek aan de vernieuwingsschool (inclusief een bondige rapportage van de observatie, het gebruikte schema, de analyse en de conclusies welke toegevoegd kan worden als bijlage bij het paper).
7. Terugkoppeling als onderdeel van de conclusie, waarin de student ingaat op de implicaties van het beschrevene voor zijn oorspronkelijke praktijkprobleem.
Verbeterpunten + aanwijzingen voor verbetering:
Titelpagina en titel ontbreken
Toevoegen
Probleemstelling en onderzoeksvragen:
Blz 2: Na je probleemstelling noem je een aantal vragen. Welke daarvan is/zijn je onderzoeksvra(a)g(en)?
Zet duidelijk in de tekst wat je onderzoeksvraag is.
Zet eventueel daaronder nog wat je deelvragen zijn (die kun je in eerdere versies van je paper terugvinden).
Theoretische inkadering:
Een aantal inhoudelijke opmerkingen is nog niet verwerkt (zie bijlage mail 8 maart):
Opmerking 6 op blz. 6: je maakt in de laatste versie geen melding van bewijs tegen de effectiviteit van zelfverantwoordelijk leren. Dat is er wel. Deze twee kanten beschouwen komt de kwaliteit van het paper ten goede.
Opmerking 9 op blz. 8
Opmerking 17: Je hebt aangevuld met “hierdoor leert een kind zijn eigen proces te reguleren”. Dat is wel een beetje kort door de bocht. Hoe komt het dat een leerling dat leert? Geef iets meer uitleg.
Opmerking 18: Ik mis doelen en uitgangspunten.
Opmerking 20
De structuur van deze tekst is niet helder genoeg. Er worden niet genoeg relaties gelegd tussen de verschillende onderdelen ervan.
Begin op blz 2 met een soort inleiding / overzicht van wat je in je theoretisch kader gaat bespreken (een introductie van welke onderwerpen aan bod gaan komen); zie mijn mail van 8 maart.
Introduceer elk nieuw onderwerp direct onder het kopje. Vertel meteen wat de relatie is met het paperonderwerp. De “verbindende zinnen” (zie mail 8 maart) horen dus aan het begin van een paragraaf te staan.
Gebruik kopjes in plaats van deelvragen (zie mail 8 maart; ckeck bijv. blz. 5).
Wees eenduidig bij de opmaak van de kopjes (bijv. hoofdstukken vet; kopjes kleiner en subkopjes schuin).
Geef definities van belangrijke begrippen (bijv. meta-cognitieve opvattingen; meta-cognitieve leeractiviteiten; meta-cognitieve ervaringen) en leg uit wat de relatie van zo’n begrip is met het paperonderwerp.
Blz. 10/11: Je geeft een hele lijst met aandachtspunten. Wat wil je hiermee zeggen? Hoe kan/moet een leraar, die aan de gang wil gaan met zelfverantwoordelijk leren deze lijst gebruiken? Moet hij het alleen vastleggen (zie blz. 11)? Moet hij erop aansturen? Hoe dan?
Blz 10/11 in relatie tot de 3 “middelen”: Hoe zie je de aandachtspunten terug in de (hulp)middelen? Welke aandachtspunten komen wel/niet aan bod bij een bepaald middel? Wat zegt dat over de kwaliteit van dat middel?
Blz 16: hoe wordt dit schema idealiter gebruikt? Hoe draagt dat bij aan zelfverantwoordelijk leren?
Blz 19: expliciteer de relatie tussen de schema’s en zelfverantwoordelijk leren eens. Aan jou de taak om de lezer daarbij in de goede richting te sturen
De bronvermelding in het stuk ontbreekt soms. Een aantal voorbeelden:
Blz. 3: lijstje met 4 aspecten zelfsturing
Blz. 6: lijstje met voorbeelden (of heb je die zelf bedacht?)
Blz. 8 (het schema is van Vermunt)
Blz. 9/10/10: ik zie geen verwijzingen. Onderbouw dit stuk met bronnen en verwijs naar de bronnen die je hebt gebruikt.
Check het hele stuk hierop
De bronvermelding is niet altijd conform APA-normen. Een aantal voorbeelden:
Blz. 4 (citaat Paik): tussen aanhalingstekens + uitleggen wat je met dit citaat wil zeggen
Blz. 5 (citaat Van der Ploeg): verwijzen naar een publicatie; functies kunnen weg.
Check het hele stuk hierop
Observatie:
Een aantal opmerkingen is niet verwerkt:
Blz 22 (zie mail 16 maart): Beschrijf de kenmerken van de geobserveerde leerling (leeftijd, groep, etc.) en de setting waarin is geobserveerd (soort taak, waarom deze taak, is dit een gebruikelijke manier van werken voor het kind, wordt er op de school aandacht besteed aan zelfverantwoordelijk leren, hoe?).
Blz. 22 (zie mail 16 maart): op basis waarvan zijn de voorbeelden in de tabel geselecteerd?
Conclusie en discussie:
Probeer een relatie te leggen tussen het geobserveerde gedrag en je bevindingen uit de literatuur. Wat zie je wel/niet terug bij de leerling? Hoe kun je dat verklaren?
Een opmerking is nog niet voldoende verwerkt:
Blz. 28: Hoe kun je de middelen concreet inzetten? Welk advies geef je, welk middel is het best in welke situatie?
Stijl:
De schrijfstijl van het stuk kan nog eens worden gecontroleerd. In een paper gebruik je gewoonlijk geen spreektaal. Een paar voorbeelden van dingen die verbeterd kunnen worden:
Blz. 5: “Enige keuzevrijheid, niet te autoritair, zelfregulerend leren…” -> Wat wil je hiermee zeggen? Dit is geen complete zin (zie mail 8 maart).
Check op punten aan het einde van de zin (ook na het gebruik van haakjes).
Check op het uitschrijven van afkortingen (alleen de letters noemen hoort niet.
Check elke zin op de aanwezigheid van een onderwerp en vermijd daarbij de ik-vorm (ik bedoel zinnen als “Heb leerling I van tevoren gevraagd …”)
Liever alleen een enter aan het einde van een alinea, in plaats van na elke zin.
Inderdaad Jeroen ik denk dat de MLI’s ook veel kunnen leren van hun studenten. Zo heeft MLI Eindhoven mij inmiddels al wel gevraagd om mee te denken over een online samenwerkingsomgeving (nav mijn inbreng in de focusgroep van de opleiding). Daarnaast hebben wij met een groepje studenten (als flowopdracht) een verbetervoorstel gedaan voor een aanpassing van de in onze ogen flowarme leergroepweken, zie http://joule4jou.blogspot.nl/2014/03/go-with-flow.html We hebben hier nog geen reactie op ontvangen 😉
Dank voor je uitgebreide reactie, Henk. Het zegt heel wat dat je hier nog wat aan refereert. De feedbackgever wilde -zo komt het op mij over- vooral volledig zijn. Dat is m.i. alleen ten koste gegaan van de kwaliteit en van de effectiviteit. Pijnlijk. Bovendien illustreert dit hoe lastig schriftelijke feedback geven is. De feedbackgever had in een gesprek kunnen zien hoe jij zou reageren, en had daar wat mee kunnen doen. Aan de andere kant kost het geven van goede feedback ook veel tijd. Zie ook: https://www.radboudumc.nl/Onderwijs/Zorgacademie/Bijscholing/Documents/Feedbackgevenenontvangen.pdf