De opkomst van sociale media heeft gevolgen voor de wijze waarop leden van communities met elkaar interacteren. En ook voor de rol van de facilitator.
Patricia Wolf onderscheidt in deze ruim zes jaar oude, maar volgens mij nog steeds actuele, bijdrage drie vormen van ‘facilitation’.
In de eerste plaats gecentraliseerde facilitering. Daarbij vindt interactie plaats binnen de grenzen van een community, binnen één online platform. De leden van deze community zien elkaars bijdragen. De facilitator moedigt leden aan om zich op een vergelijkbare manier te gedragen, op basis van een bepaalde set aan regels en processen. Daarbij kan het voorkomen dat sommige leden zich niet aan regels houden, en anderen irriteren. Je hoopt dan als facilitator dat leden van de community elkaar op dit gedrag gaan aanspreken. In een dergelijke community loop je ook het risico op een overdaad aan bijdragen of aan leden die zich ‘over-managed’ voelen. Deze laatste groep vraagt dan dikwijls om meer eigenaarschap.
De nadruk ligt veelal op kwantiteit. Facilitators zijn vaak teleurgesteld als het aantal bijdragen achter blijft bij de verwachtingen. Volgens Wolf moet kwaliteit echter voorop staan, en moeten we erkennen dat niet iedereen op dezelfde manier in een community wil participeren. Niet iedereen is zo extravert als de facilitator is.
Volgens Wolf hebben sociale media -die zich focussen op het individu die content kan creëren- er voor gezorgd dat leden van een community meer controle hebben gekregen op wat zij willen communiceren, en of die communicatie publiek of privé is. In feite maken individuen minder deel uit van communities, maar meer van netwerken op basis van zelfinteresses op dat moment.
In die situatie doet de tweede vorm van facilitering zich voor: gedecentraliseerde facilitering. Dit type gaat er van uit dat leden van meerdere netwerken lid zijn, en actief zijn op meerdere platforms.
De-centralised facilitation is a recognition that members cannot give 100% of their attention to any one centralised community in this environment, and going to where they reside.
Volgens Wolf vult deze manier van faciliteren de gecentraliseerde vorm aan. Facilitators zijn dan actief op meerdere platforms (zoals YouTube, Flickr of Facebook), waar zij geen controle hebben maar wel de kans om aan conversaties deel te nemen, te pleiten, begeleiden en sturen. Ook ben je in staat om vrijwilligers -die kunnen faciliteren- te managen. Binnen een gecentraliseerde omgeving is de facilitator ‘in control’, daarbuiten niet.
De derde vorm van faciliteren is dan gedistribueerde facilitering. Daarbinnen wordt een centraal platform vooral gebruikt om bijdragen van de leden van de community te cureren. Dat betekent dat een communitylid social bookmarking of tags gebruikt met de community in zijn achterhoofd. Het communitylid gaat daarbij wel uit van zijn persoonlijke behoeften en voorkeuren, en hoeft zich niet te conformeren aan centrale regels van een community. De facilitator speelt daarbij vooral de rol van degene die cureert. De facilitator heeft daarbij ook tot taak het zoeken van mensen die kennis en ervaring hebben en deze willen delen.
Er is dan geen sprake van een ‘ommuurde’ community, maar van een ruimte waarin individuele bijdragen op diverse platforms worden geaggregeerd. Wolf schrijft:
It is your privilege that they choose to share with you. You have to understand that your best chance of engagement is by going to where they are and speaking in their language and listening as well as counting how many times they say things in your controlled environment, fitting the figures into a spreadsheet, comparing it to last year’s ‘growth’ and calling that engagement and community.
We zijn inmiddels zes jaar verder sinds Patricia Wolf Three types of online facilitation schreef. Sinds die tijd hebben we meer mogelijkheden gekregen om content te cureren en te aggregeren. Je kunt tweets met bepaalde hash tags tonen binnen online platforms. Ook kun je blogposts via RSS aggregeren. Een applicatie als Scoop-it stelt je in staat om bijdragen van anderen rond thema’s te delen, en deze van eigen inzichten te voorzien. Ik zou willen dat je dit veel gemakkelijker met bijdragen van meer platforms kunt doen, waarbij je de mogelijkheid hebt nauwgezetter te filteren.
Wat me echter ook opvalt, is dat je nog steeds een omvangrijke community nodig hebt om een behoorlijke hoeveelheid content en conversaties te genereren. In de MOOC over e-learning, die ik eind 2013 heb verzorgd, heb ik bijvoorbeeld tweets met de hash tag #elearnmooc binnen de online leeromgeving OpenU gepresenteerd. Ook hebben we RSS-feeds van weblogs geïntegreerd. Slechts een enkele deelnemers maakte echter gebruik van de hash tag, of had een eigen blog. Tenslotte merk ik dat leden van een community het vaak ingewikkeld vinden om te opereren binnen een gedistribueerd netwerk.
This content is published under the Attribution 3.0 Unported license.
Geef een reactie