Het verschil tussen e-learning binnen bedrijven en het onderwijs

Binnen het bedrijfsleven en binnen het onderwijs neemt het gebruik van ICT voor leren gestaag toe. Wat zijn belangrijke verschillen tussen e-learning in het bedrijfsleven en e-learning binnen het onderwijs? En hoe komt dat? Maar kan men ook van elkaar leren?

Natuurlijk: 'het' bedrijfsleven bestaat net zo min als 'het' onderwijs. Een 'pappa en mamma'-bedrijfje is niet te vergelijken met een multinational. Het basisonderwijs en het universitair onderwijs verschillen ook op tal van terreinen.

Volgens Roberta Gogos zijn er op hoofdlijnen evenwel duidelijke verschillen aan te wijzen die te maken hebben met de doelen die bedrijven en het onderwijs voor ogen hebben.

Bedrijven zetten e-learning vooral in voor kennistransfer. Medewerkers moeten het geleerde liefst onmiddellijk kunnen toepassen binnen 'de operatie'. Een voorbeeld betreft verkopers die zich een nieuw product zo snel mogelijk eigen moeten maken om het te kunnen verkopen. Daar komt bij dat e-learning moet bijdragen aan het efficiënter maken van trainen doordat men spaart op reis- en verblijfskosten en verletkosten (dit speelt vooral bij bedrijven die op grote schaal opereren). Bovendien neemt de ervaring van werknemers bij corporate e-learning een belangrijke plek in.

Kernbegrippen zijn volgens Gogos dan: in zo kort mogelijke tijd, gerelateerd aan de carrière, ten behoeve van organisatiedoelen, ten behoeve van training, en gericht on return on investment.

Het onderwijs richt zich meer op kennisontwikkeling, en kent bovendien een bredere scope dan functietraining. Onderwijs, en ook het gebruik van e-learning, richt zich ook op algemene ontwikkeling en vorming. Onderwijs is veel minder gericht op het direct kunnen toepassen binnen specifieke situaties dan binnen het bedrijfsleven. Gogos noemt hierbij geen kernbegrippen. Wat mij betreft hebben die vooral te maken met kwaliteitsverbetering van het onderwijs, rendementsverbetering, flexibilisering en efficiencyverbetering.

Volgens Gogos kunnen bedrijfsleven en onderwijs echter ook van elkaar leren. Zij geeft als voorbeeld het gebruik van mobile learning. Bedrijfsleven en onderwijs worstelen beiden met de vraag hoe mobiele technologie kan worden gebruikt voor leren (denk aan performance support en zelfgestuurd en informeel leren).

Gogos lijkt vooral grotere corporates voor ogen te hebben en weinig aandacht te hebben voor beroepsonderwijs. Het beroepsonderwijs lijkt meer op corporate learning omdat lerenden het geleerde ook vrijwel meteen moeten toepassen in authentieke projecten of tijdens stages. Ook binnen algemeen onderwijs wordt vaker met realistische taken gewerkt, en wordt gebruik gemaakt van de expertise van lerenden.

Bovendien is binnen bedrijven (vooral binnen grotere bedrijven) niet alleen aandacht voor functiegerichte online trainingen. Ik denk bijvoorbeeld aan aanbod op het gebied van leiderschap. Ik weet ook dat opleiders op het gebied van leertheorieën en didactiek vaak met een schuin oog naar het bedrijfsleven kijken. Verder kan men op het gebied van de implementatie gebruik maken van elkaars expertise.

Behalve verschillende doelen, kennen onderwijsinstellingen en bedrijven wel andere processen die leiden tot het gebruik van verschillende e-learning toepassingen. De logistiek rond opleiden verschilt sterk (denk aan inschrijvingsprocessen).

Haar conclusie dat onderwijs en bedrijfsleven meer van elkaar kunnen leren, deel ik evenwel. Daarom hoop ik ook dat vertegenwoordigers van bedrijven en onderwijsinstellingen deel zullen nemen aan het nationale e-learning event.

Nota bene: Vertegenwoordigers van werkgeversorganisaties pleiten -vooral als het economisch goed gaat- er vaak voor dat het beroepsonderwijs meer gericht zou moeten zijn op functiegerichte trainingen. Zij vergeten dan dat het beroepsonderwijs een bredere taak heeft.

This content is published under the Attribution 3.0 Unported license.

Delen

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *