Donald Clark heeft wat los gemaakt met zijn kritische blogpost E-portfolios – 7 reasons why I don’t want my life in a shoebox. Hij stelt onder meer:
Politicians and educators of the ‘control freak variety’ love the idea, but like identity cards, the rest of us seem to be completely indifferent. So why have they not taken off?
Volgens Clark zijn er zeven redenen waarom het e-portfolio geen succes is geworden:
- Gebrek aan interoperabiliteit.
- Het e-portfolio is geïnstitutionaliseerd (en dus geen eigendom van de lerende).
- Het e-portfolio pas niet bij de menselijke natuur. Mensen willen volgens Clark niet hun leven lang een e-portfolio bij houden.
- Mensen beschouwen zichzelf niet als een 'leven lang lerend'.
- Het is niet mogelijk om informatie uit verschillende sociale netwerken, waarin mensen participeren, te ontsluiten via een e-portfolio.
- Ontwikkelaars van e-portfolio's zijn niet in staat technologische en culturele ontwikkelingen rond technologie, bij te houden.
- Werkgevers hebben geen tijd om zich te verdiepen in e-portfolio's van sollicitanten.
Net als Graham Attwell ben ik het deels eens met Donald Clark. Graham geeft m.i. terecht aan dat een e-portfolio wel degelijk een belangrijke rol kan spelen in het kader van een leven lang leren:
We all learn to a greater or lesser extent every day. Not from the schooling system but through work and play, through informal learning. Of course we do not recognise that as learning and often would not identify ourselves as learners. And then the issue is how that learning can be recognised societally. Not through ‘my life in a shoebox’ but precisely my life outside the shoebox of formal certification and records of achievement.
And coming back to Donald’s shoebox – is this anything new? Prior to e-Portfolios, we all kept bundles of certificates and formal qualifications – indeed often in a shoebox. e-Portfolios have the potential to free us from such restrictions and such narrow ways of looking at learning.
Clark heeft m.i. ook slechts eenzijdig oog voor het e-portfolio als 'showcase', en als beoordelingsinstrument. Daarnaast miskent hij onder andere de behoefte van werkgevers om een duidelijker profiel te krijgen van solicitanten, voordat zij op gesprek komen (van een beperkt aantal sollicitanten wil je volgens mij wel degelijk een e-portfolio bekijken).
Tegelijkertijd moeten we erkennen dat we het e-portfolio eenzijdig zijn gaan gebruiken voor formeel leren. Het e-portfolio wordt veel te weinig gebruikt als instrument om de individuele ontwikkeling zichtbaar te maken, die vooral ook het gevolg is van meer informele vormen van leren.
E-portfolio's worden vaak sterk voorgestructureerd zodat het gebruik ervan beheersbaar blijft voor instituten. Daarnaast is veel (subsidie) geïnvesteerd in systemen en standaarden die het 'e-portfolio landschap' vooral complex hebben gemaakt.
Kunnen we om ons te profileren niet volstaan met een LinkedIn-profiel dat je kunt aanvullen met artefacten die onze bekwaamheden illustreren? Integratie van bepaalde uitingen op sociale netwerken kunnen via mash up technologie worden gerealiseerd (de hashtag '#in' kan al worden gebruikt om tweets zichtbaar te maken op je LinkedIn-profiel). En kunnen we geen weblog gebruiken om je persoonlijke ontwikkeling zichtbaar te maken (in combinatie met online videoplatforms als YouTube of Vimeo)? Denk ook aan de Blikki's van Arne Horst. Een verbeterpunt zou zijn: het eenvoudiger selectief kunnen beveiligen van video's en blogposts.
Ok. Werkgevers en opleiders worden dan geconfronteerd met een diversiteit aan portfolio's. En het zal lastig worden om e-portfolio's te importeren in systemen van werkgevers. Maar als je concludeert dat een e-portfolio een leermiddel is voor de leven lang lerende, en verder gebruikt kan worden voor persoonlijke profilering, dan worden eisen die organisaties stellen aan interoperabiliteit op eens een stuk minder belangrijk.
Ik geloof daarom nog steeds in een tweede leven voor het e-portfolio.
This content is published under the Attribution 3.0 Unported license.
Geef een reactie