Vanmiddag viel de nieuwe editie van OnderwijsInnovatie in de bus. Met daarin het artikel ‘Onderwijs als nationale klaagmuur’ van Rob Martens. Martens gaat in dit zeer lezenswaardige artikel in op het geweeklaag van columnisten als Martin Sommer en Aleid Truijens. Zij verzetten zich al geruime tijd tegen onderwijsvernieuwingen als competentiegericht leren. Martens plaatst in zijn artikel onderwijsvernieuwingen in historisch perspectief . Hij illustreert onder meer dat onderwijsvernieuwingen vaak helemaal niet zo nieuw zijn (alleen nog niet grootschalig ingevoerd), dat onderzoek aantoont dat ‘het nieuwe leren’ wèl werkt èn dat radicale onderwijsvernieuwingen vaak bedacht zijn door mensen uit de praktijk (en niet door onderwijskundigen):
De verwijten aan het nieuwe leren gaan meestal over een zelf gecreëerde karikatuur ervan.
Zoals gezegd: de moeite van het lezen waard. Wel had Martens een aantal argumenten wat verder mogen uitdiepen (zoals de stelling dat het ‘nieuwe leren’ wel werkt).
This content is published under the Attribution 3.0 Unported license.
Ik durf niet voor het voortgezet onderwijs te spreken, maar voor het basisonderwijs geldt dat ‘het nieuwe leren’ geen bruikbare term meer is. Er vallen te veel vormen van onderwijs onder.
Voor een gedeelte is het ’t ouwe hoofd-hart-en-handen, maar ook brainbased teaching wordt eronder verstaan. Te brede term, dus. Wie ‘m gebruikt is vaag bezig.
Ik vind het ‘nieuwe leren’ ook een ongelukkige term. Robert-Jan Simons cs hebben deze term zes jaar geleden vanwege drie redenen geïntroduceerd. In de eerste plaats is er op grote schaal (wereldwijd) veel aandacht voor actief, zelfstandig en zelfsturend leren. Deze onderwijsvernieuwingen beperken zich niet meer tot een kleine kring. Op de tweede plaats wordt grote nadruk gelegd op een combinatie van actief leren, ‘leren leren’ en samenwerkend leren. Dat is best wel ‘nieuw’. En op de derde plaats hebben deze onderwijsvernieuwingen een wetenschappelijke basis (leer- en instructiepsychologie). En ook dat is ‘nieuw’.
Volgens mij vindt Simons het begrip ‘nieuwe leren’ inmiddels ook niet meer zo bruikbaar.
Waar het m.i. om gaat is dat je vooral kijkt naar wat effectieve manieren van leren zijn. Wat mij betreft zijn dat manieren die met een aantal principes rekening houden, zoals:
– Leren is een sociaal proces
– Lerenden zijn actief bezig
– Leren sluit aan bij interessen en capaciteiten van lerenden.
– Lerenden werken aan complexe, realistische taken (die zij wel aankunnen)
– Er is bij leren nadrukkelijk ook sprake van interactie en communicatie.
– Leren vindt in eigen tempo plaats.
– Bij leren wordt “rijk” materiaal gebruikt.
– Er is sprake van afwisseling in werkvormen.
– Lerenden maken ook producten en krijgen de kans dit uit te dragen.
Simons, P.R.J., Linden, J. van der, & Duffy, T. (Eds.) (2000). New learning. Dordrecht: Kluwer
Lol in leren, absoluut. Ik vind Siemens’ visie wel sympathiek: Soms leer je het best met anderen, soms leer je het makkelijkst door zelf uit te vogelen, en soms door te luisteren en te kijken.