De andere workshops die ik van de BVE Managementconferentie heb bijgewoond, hadden allen te maken met de organiseerbaarheid van flexibel onderwijs. Wat je tijdens zo’n conferentie merkt is dat onderwijsconcepten behoorlijk zijn uitontwikkeld, maar dat de noodzakelijke organisatieveranderingen daarbij achter blijven. Er ontstaan dan fricties. Sommigen focussen daarbij op noodzakelijke gedragsveranderingen van docenten. Hoewel belangrijk, is ook dat een eenzijdige benadering. Zogenaamde weerstanden van docenten komen immers ook uit andere onvredes voort. Zo veronderstelde één workshopleider een aversie van docenten tegen standaardisering. Ik geloof daar niet in. Docenten zijn niet tegen standaarden (zoals een klokeenheid), zij zijn tegen eenheidsworsten.
Ik vond het grappig om te zien hoe Rob Rapmund van Twijnstra en Gudde tijdens zijn sessie de plateauplanning van stal haalde. Grappig, omdat ik de plateauplanning ook vaak gebruik bij de invoering van (t)e-learning. Maar je kunt er natuurlijk ook algemene onderwijsinnovaties mee benaderen. Rapmund stelde dat we vaak proberen radicale veranderingen te snel door te voeren. Bijvoorbeeld: van één instroommoment per jaar, naar tien instroommomenten per jaar. Beter kun je dat gefaseerd invoeren (geen tien maar drie instroommomenten). En uiteraard moet je er dan ook parallel voor zorgen dat uitstroommomenten dezelfde flexibiliteit kennen. Er moet dus sprake zijn van een evenwicht tussen allerlei aspecten van het onderwijs:
- indeling van de opleiding
- doelen
- tempo
- leeractiviteiten (werkvormen, mate van begeleiding, groepsgrootte, ruimtes)
- toetsing
- leerinhouden
- leermaterialen
- medewerkers (talenten; ook van bijvoorbeeld omringende bedrijven)
- planning
- plaats (praktijk, school, etc)
Op al deze aspecten kun je flexibiliseren. Maar waar het dus vooral om gaat, is dat sprake is van een evenwicht hierin èn dat je vooral het eerste plateau nauwgezet in kaart brengt.
Rapmund ging ook in op procesgericht organiseren. Volgens hem zijn een aantal processen eenvoudig te organiseren (zoals werving, assessment en begeleiding). Wel is het daarbij belangrijk om gezamenlijk bepaalde afspraken te maken over standaarden (hanteren we altijd een voorkennistoets op basis waarvan bijvoorbeeld vrijstellingen gegeven kunnen worden?).
Bij het Friesland College doet men momenteel onderzoek naar hoe meer flexibel onderwijs wordt georganiseerd. Over de resultaten kon men helaas nog niets vertellen. Wat men bijvoorbeeld wel al wist aan te geven was dat het ’traditionele onderwijs’ vaak in stand is gehouden, maar dat meer coaching en praktijkleren hier ‘bovenop’ zijn gekomen. Dat leidt tot taakverzwaring van (sommige) docenten. Verder bleek ook dat teamleiders cruciaal zijn bij onderwijsvernieuwing, maar dat in deze groep medewerkers verkeerd is geïnvesteerd (en dat zij verkeerd zijn gepositioneerd).
Al met al kan ik dus terugkijken op een geslaagd congres. Wat me bijvoorbeeld ook opviel was de afwisseling in werkvormen, zonder dat sprake was van een ‘kunstje’. vaak zie je op congressen dat workshops vooral bestaan uit presentaties met korte vragenrondjes. En als er al andere werkvormen worden gebruikt, dan lijkt de werkvorm vaak doel op zich. Hier was dat niet het geval.
This content is published under the Attribution 3.0 Unported license.
Geef een reactie