OEB 2007: Skinner, Gagné, Maslow, Bloom, Vygotsky bij het grof vuil gezet

De tweede dag begon met een ontbijt sessie, georganiseerd door het Nederlandse Netwerk voor Open en Afstandsleren en het Consortium voor Innovatie. Tijdens deze sessie wisselden collega’s van verschillende ROC’s ervaringen uit, opgedaan tijdens de eerste dag. José Bours van het Koning Willem I college modereerde het geheel. Een erg geslaagd initiatief!

Nnoal

De Online Educa Berlin 2007 zelf begon met keynote toespraken. Eerst gingen een vertegenwoordiger van een Zweedse bank en een vertegenwoordiger van Air France in op het gebruik van e-learning in hun bedrijf. Het gaat hierbij om bedrijven met veel medewerkers, verspreid over de hele wereld (en in het geval van de vliegtuigmaatschappij ook veel ‘on the fly’). Beide bedrijven presenteerden indrukwekkende business cases, en konden de toegevoegde waarde van e-learning goed duidelijk maken.

Swedbank

Ik vond het wel verhalen die je rond 2000 ook van dergelijke ondernemingen te horen kreeg. Enkele belangrijke wetenswaardigheden uit deze twee bijdragen zijn:

  • Bedrijfsdoelstellingen staan voorop. E-learning wordt hierdoor aangedreven. De SwedBank is bijvoorbeeld aan de slag gegaan met e-learning om de klanttevredenheid te vergroten. Deze klanttevredenheid wordt nagenoeg volledig bepaald door de mate waarin medewerkers van de bank competent zijn. En hoe tevredener de klant, des te loyaler (en winstgevend) de klant is. Bij Air France was de fusie met KLM een prikkel om aan e-learning te doen. Zij moesten bijvoorbeeld systemen integreren. Dat leidde tot leervragen.
  • E-learning wordt vooral ook gebruikt om leren te versnellen. Dus om nieuwe kennis op een snellere manier toe te passen.
  • Bij de SwedBank bestonden opleidingskosten voor 50% uit reis- en verblijfskosten.
  • Air France investeert jaarlijks drie miljoen uren aan opleidingen, en 200 miljoen euro.
  • Een mix van (online) leeractiviteiten wordt gebruikt. De keuze voor leeractiviteiten wordt beïnvloed door de complexiteit van de leervraag en het unieke karakter er van.
  • Het aandeel e-learning (binnen het totale opleidingsaanbod) is in vijf jaar tijd gestegen tot 38%.
  • Bij de SwedBank is het aantal ’trainingsdagen’ in vijf jaar tijd verdubbeld, terwijl de opleidingskosten zijn verminderd. De kosten per trainingsdag zijn bijna gehalveerd.

    Turnoverelearning

  • Air France switcht momenteel van een leermanagementsysteem naar een leercontentmanagementsysteem.
  • Het belang van rapid e-learning is in de loop van de jaren toegenomen.
  • Deze organisaties erkennen steeds vaker het belang van informele vormen van leren (on the job). De organisaties zien hierbij veel mogelijkheden voor social software, maar bij de SwedBank houdt de ICT-afdeling dit tegen in verband met veronderstelde beveiligingsproblemen. De SwedBank gebruikt daarom geen tools om op afstand samen te werken.
  • De uitdaging is het integreren van leren & ontwikkelen, performancemanagement en competentiemanagement.
  • Volgens de spreker van Air France zijn er drie dimensies van succes voor e-learning:
    – Uitdagingen, behoeften, gevoel van urgentie.
    – Technische ondersteuning, beloningen voor het personeel (volgens de spreker wordt hier vaak niets mee gedaan), onderwijskundig ontwerp.
    – Resultaatgerichtheid.
  • Innovaties worden bruikbaar als zij ‘natuurlijk’ zijn. Zo zou e-learning ook zo ontwikkeld moeten worden dat het lijkt op de manier waarop medewerkers thuis en op het werk ICT gebruiken.
  • Sterke ondersteuning op het hoogste is noodzakelijk.

Na deze twee heldere, traditionelere, business cases, was het de beurt aan Donald Clark. Clark is onder meer oprichter van Epic (bekend van goede whitepapers over e-learning), en nu eigenaar van Line Communications. Clark is een humoristische  bevlogen spreker die aan de hand van een videofilm (‘Anyone, anyone‘) liet zien hoe saai leren vaak is. Hij gaf bijvoorbeeld aan dat er vaak sprake is van een cognitive overload (veel informatieoverdracht, in korte tijd), en van de dood van de compliant learner (jongeren van vandaag de dag laten zich niet meer verplichten om uren naar een verhaal te luisteren).

Clark stelde in zijn boeiende presentatie dat jongeren in het huidige onderwijs vaak niets doen, wachten. Hij bekritiseerde Andrew Keen en illustreerde aan de hand van het Thijnn-effect (???) dat jongeren in de loop van de jaren slimmer worden (het gemiddeld IQ stijgt). Volgens Clark weten jongeren best het verschil tussen zoeken en onderzoeken (ben ik niet helemaal met hem eens).

Vervolgens moesten bekende onderwijskundigen het ontgelden. Hun theorieën klopten volgens Clark niet, of waren verouderd. Daarbij ging het niet alleen om Skinner met zijn behaviourisme, maar ook om Bloom’s taxonomie, Gagné (doelen vooraf formuleren, aangeven wat je gaat doen) en Vygotsky ("mensen halen hem aan, maar wie heeft zijn boeken gelezen"). De opvattingen over leerstijlen zou volgens onderzoek nergens op berusten, NLP is niet-wetenschappelijk en ineffectief en de learning pyramid (wat beklijft bij welke leeractiviteiten?) zou niet bestaan. Deze piramide -ik heb ‘m ook vaker gebruikt in presentaties- zou gebaseerd zijn op een wetenschappelijk artikel van Chi, Bassend, Lewis, Reimann en Glaser. Alleen: de hoofdauteur herkent zich niet hierin, vertelde Clark. Hij bracht het leuk, maar ik wil me hier wel eens in verdiepen. Klopt het wat hij beweert?

Clark presenteerde overigens helaas geen leertheorieën die wèl zouden deugen, maar beperkte zich tot de invloed van Google, Apple, social software, games, virtuele werelden en cognitieve fittesten (Dr. Kawashima) op het leren.  Die invloed is er absoluut, maar daar kun je je m.i.niet toe beperken als je enkele eminents grises van de onderwijstheorieën bij het grof vuil zet.

This content is published under the Attribution 3.0 Unported license.

Delen

2 reacties

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *