Onlangs sprak ik met twee adviseurs van een bedrijf over de bruikbaarheid van een e-learning capability model. Aanleiding was het E-learning Capability Model van de Victoria University of Wellington (voorzien is van een Creative Commons-licentie; keurig!).
The E-Learning Maturity Model (eMM) provides a means by which institutions can assess and compare their capability to sustainably develop, deploy and support e-learning.
Met dit model kunnen organisaties de volwassenheid van de organisatie op het gebied van een aantal belangrijke processen rond e-learning in kaart brengen. Maar volgens mij is een veel belangrijker doel dat een dergelijk model het gesprek op gang kan brengen over
- Waar staan we nu als organisatie?
- Waar willen we naar toe?
Stephen Marshall van deze Nieuw-Zeelandse universiteit heeft de volgende vijf processen uitgewerkt:
- Leren: processen die direct van invloed zijn op de didactische aspecten van e-learning
- Ontwikkelen: processen met betrekking tot de creatie en het beheer van e-learning bronnen
- Ondersteuning: processen met betrekking tot , zoals Marshall het formuleert, "the oversight and management of e-learning"
- Evalueren: evaluatie en kwaliteitscontrole van e-learning, gedurende de hele levenscyclus.
- Organiseren: processen met betrekking tot planning en beheer.
Marshall heeft veel research gedaan, en op basis hiervan deze processen uitgesplitst in tientallen onderdelen die elk op vijf niveaus kenmerken kunnen hebben. En daar zit wat mij betreft meteen één van de knelpunten. Het is een arbeidsintensief model. Is dit model wel hanteerbaar voor doorsnee organisaties, zelfs als je het aantal onderdelen inperkt?
Andere kritiekpunten zijn:
- Het model richt zich -als je de kenmerken leest- sterk op het hoger onderwijs.
- Het model lijkt voornamelijk uit te gaan van een traditionele vorm van e-learning (cursusgericht, contentgericht). Met steeds belangrijker wordende, informele vormen van e-learning, houdt het model m.i. onvoldoende rekening.
- Het model doet wat mij betreft vaak ‘normatief‘ aan: het lijkt wel of er een bepaald beeld van hoe e-learning ‘er uit zou moeten zien’ aan ten grondslag ligt. Bijvoorbeeld: "Course documentation provides a timetable for key activities and associated deadlines." Of: "Course documentation provides an explicit process for negotiating variances to timetables and deadlines." Dat beperkt m.i. ook de bruikbaarheid.
- Ik mis in het model de samenhang tussen curriculum, ICT-infrastructuur, organisatorische aspecten èn de ‘mens’-kant. De vijf processen worden lineair gescoord, en -als ik het goed gelezen heb- niet in onderlinge samenhang.
- Sommige kenmerken zijn wat mij betreft niet veelzeggend. Zoals "Information on interaction between students and teaching staff guides resourcing of communication channels." Ja, en? Juist als het gaat om interactie mogelijkheden en tools voor interactie is het belangrijk om te weten welke vorm van e-learning je wilt gebruiken (synchroon, of a synchroon, enzovoorts).
Al met al plaats ik nogal wat vraagtekens bij de toepasbaarheid van dit e-learning capability model. Een model
- dat minder voorschrijvend is,
- dat uitgaat van verschillende scenario’s van e-learning,
- èn meer gebruikt wordt om het gesprek over de ontwikkeling en het gebruik van e-learning binnen de organisatie te voeren
lijkt mij veel bruikbaarder.
This content is published under the Attribution 3.0 Unported license.
Geef een reactie