Implementatiewijzer elektronische leeromgeving

Eind oktober 2007 ben ik door Hans van Gennip van het ITS geïnterviewd, in het kader van een kortlopend onderwijsonderzoek waar Hans bij betrokken was. Doel van dit onderzoek was het realiseren van een implementatiewijzer met handreikingen voor de invoering van een elektronische leeromgeving (ELO). De afgelopen week trof ik een exemplaar van de uiteindelijke publicatie in mijn postvak aan.

De implementatiewijzer telt 54 bladzijden, verdeeld over zes hoofdstukken, een beknopt literatuuroverzicht en een bijlage. Hoofdstuk drie bevat bijvoorbeeld informatie waar ‘(t)e-learning gelovigen’ nogal eens te gemakkelijk over heen stappen: argumenten om een elektronische leeromgeving te gebruiken. Specifieke aandacht wordt daarbij geschonken aan argumenten die docenten aanspreken. Want, zo wordt terecht opgemerkt, actieve betrokkenheid van docenten is cruciaal voor een goede invoering. Wat denk je bijvoorbeeld van het argument:


Door een ELO wordt u méér baas over uw eigen onderwijs geven. Met een ELO wordt je arm als leraar langer.

Wat mij bij de argumenten opvalt, is dat deze vooral docenten zullen aanspreken, die niet afhankelijk willen zijn van een bepaalde methode. Docenten die graag zelf op zoek gaan naar aanvullende en verdiepende leerstof. Docenten, die ook buiten de ‘klas’ verbonden willen zijn met hun lerenden.

Het vierde hoofdstuk beschrijft kritische succesfactoren voor de implementatie van een ELO (op basis van praktijkervaringen). De ervaren lezer zal hier niet veel nieuws ontdekken, al hebben de auteurs het wel op een goede manier ‘op een rij gezet’. Er wordt bijvoorbeeld gepleit voor een "permanente scholingsvoorziening". Docenten zouden de mogelijkheid moeten hebben om continu en op eigen niveau in te haken als het gaat om het zich eigen maken van een ELO.

In hoofdstuk vijf staat centraal hoe je van een pioniersfase, naar een pilotfase en uiteindelijke naar een brede invoering kunt komen. Er worden vijf manieren van veranderen besproken, die elk hun sterke en minder sterke kanten  hebben. Eén van de manieren is het bieden van service. Deze benadering gaat uit van de vraag van de gebruiker, is gericht op verleiding van docenten en leidt er toe dat docenten voordelen ervaren. Tegelijkertijd kan deze manier ook vrijblijvendheid in de hand werken, er voor zorgen dat docenten zich het gebruik van de ELO niet echt ‘eigen’ maken, èn er kan toe leiden dat dat sprake is van langzame integratie binnen het onderwijs.

Hoofdstuk zes, tenslotte, bevat de implementatiewijzer zelf. De pioniersfase, pilotfase en de fase van brede invoering worden getypeerd, en er worden tips gegeven en vragen gesteld die beantwoord kunnen worden om grip te krijgen op kritische succesfactoren in de betreffende fase. Ook bevat de implementatiewijzer tips en vragen die helpen om naar een volgende fase te migreren.

Al met al een overzichtelijke, handige publicatie. Met name voor het primair, voortgezet en speciaal onderwijs, en het MBO.  Wel ontbreekt bij implementatiewijzer zelf wat mij betreft de relatie met ICT-beheer en de inbedding binnen de  gehele ICT-architectuur.

De geïnteresseerde lezer zal zich inmiddels wel afvragen waar de publicatie "Met een elektronische leeromgeving méér baas over eigen onderwijs. Implementatiewijzer" van Hans van Gennip en Frans Eerkens (2008) gedownload kan worden. Helaas, op dit moment in elk geval niet. Je kunt de implementatiewijzer wel voor 10 euro bij het ITS bestellen. Eigenlijk vreemd, de publicatie is toch immers met subsidie tot stand gekomen.

This content is published under the Attribution 3.0 Unported license.

Delen

5 reacties

  1. Ik onderschrijf je statement over het betaald beschikbaar zijn van een dergelijke publicatie.
    Succesvol implementeren van een elo heeft alles te maken met vrije beschikbaarheid van materialen. Rechtenkwesties en financiële afspraken zijn daarbij een enorme belemmering. Dit onderwerp zou in de publicatie ter sprake moeten zijn gekomen. Bijvoorbeeld bij de kritieke succesfactoren; ‘zorg voor een goede (verantwoorde) vulling’. Door op deze wijze met de publicatie om te gaan beperk je niet alleen het bereik, maar wordt ook nog eens een verkeerd voorbeeld gegeven.

  2. Wat je schrijft over de argumenten om een elo te gebruiken komt aardig overeen met mijn ervaringen tot nu toe. Vooral voor mijn cursisten die maar 1 dag per week naar school komen is het onderwijs en de communicatie nu verspreid over 7 dagen (met wisselende intensiteit natuurlijk). Vooral tijdsintensieve opdrachten laat ik nu via de elo lopen. Dit geeft alleen maar voordelen: ik kan ze überhaupt aan de orde stellen, cursisten voelen veel minder tijdsdruk en ik heb alles meteen digitaal beschikbaar. Wat ik mis in het verhaal is de rol van het management. Zij zullen toch in beweging moeten komen op het moment dat docenten geen aanstalten maken om met de beschikbare middelen te gaan werken. En dat zie ik toch te vaak om me heen.

  3. @Paul Laaper: in mijn samenvatting besteed ik geen aandacht aan wat de auteurs over de rol van het management schrijven. De implementatiewijzer zelf gaat daar wel op in.

  4. Dank voor de tip, mooi leesvoer voor de vakantie, blijft vreemd dat ervoor betaald moet worden maar is het denk ik wel waard. Hoge portokosten trouwens 4 euro, ze brengen het vast persoonlijk bij mij thuis

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *