In de blogpost Social Learning doesn’t mean what you think it does: PART TWO gaat Jane Hart in op de vraag hoe je de effecten van social learning kunt meten. Hart kiest nadrukkelijk niet voor een kwantitatieve benadering, maar voor een kwalitatieve.
In feite gaat het er om te bepalen hoe goed Leren & Ontwikkelen in staat is individuele lerenden te ondersteunen om hun prestatiedoelen te bereiken. Volgens Hart verschilt de wijze waarop Leren & Ontwikkelen dat doet per organisatie. Dit is vooral afhankelijk van de aard van het werk en van het type werknemers.
Eerlijk gezegd illustreert Jane Hart's bijdrage hoe complex deze materie is. Het kwantitatief meten van leerprestaties heeft z'n beperkingen, omdat het nog niets zegt over de performance. En op zich kun je ook nog wel in kaart brengen of prestaties van een individuele medewerker goed of bevredigend zijn. Maar om het aandeel van Leren & Ontwikkelen hierin expliciet te maken, is een heel ander verhaal. Bovendien gaat het niet alleen om individuele prestaties, maar ook om teamprestaties (en het aandeel van individuen hierbinnen).
Vraag je naar opvattingen van lerenden of hun leidinggevenden over de bijdrage van Leren & Ontwikkelen aan de performanceverbetering, dan overstijg je Kirkpatrick's eerste niveau van evalueren niet. Misschien moet je wel uitsluitend kijken naar de bedrijfsresultaten, en er op vertrouwen dat Leren & Ontwikkelen hier een belangrijke bijdrage aan leveren (als de verschillende betrokkenen ook nog eens tevreden zijn over de dienstverlening).
This content is published under the Attribution 3.0 Unported license.
Geef een reactie