Onlangs is het eindrapport verschenen van een driejarige studie naar het gebruik
van nieuwe media door Amerikaanse jongeren: Living and Learning with New Media: Summary of Findings from the Digital Youth Project. De onderzoekers hebben 800 jongeren geïnterviewd en meer dan 5000 uur
online observaties uitgevoerd.
De onderzoekers concluderen dat jongeren online netwerken gebruiken om bestaande vriendschappen uit te breiden.
Een kleinere groep onderhoudt contacten met jongeren die zij alleen online kennen.
Online groups enable youth to connect to peers
who share specialized and niche interests of various
kinds, whether that is online gaming, creative writing,
video editing, or other artistic endeavors.
Dankzij internet kunnen jongeren ook eigen producten met anderen delen, en zo nieuwe vormen van zichtbaarheid en
reputatie realiseren. De onderzoekers concluderen onder andere ook dat jongeren al doende -informeel- online leren. Doordat
jongeren feedback van anderen krijgen op hun creaties (video's, games), leren zij eveneens. Dat gebeurt vooral,
stellen de onderzoekers, in online netwerken rond een specialistisch thema. Zowel jongeren als ouderen maken deel
uit van die online netwerken.
By its immediacy and breadth of information,
the digital world lowers barriers to self-directed learning.
De autonomie van jongeren in deze netwerken is groter, dan binnen het onderwijs. Zij hebben bijvoorbeeld veel
meer invloed op het formuleren van eigen leerdoelen. Daardoor zijn jongeren vaak gemotiveerder om via die
netwerken te leren, dan binnen het onderwijs.
Volwassenen zouden daarom moeten stimuleren dat jongeren aan de slag gaan met nieuwe technologieën, concluderen
de auteurs. Volwassenen kunnen vooral een belangrijke bijdrage leveren aan zogenaamde interesse-gedreven netwerken, terwijl
zij in 'vriendschap-gedreven' netwerken veel minder te zoeken hebben.
Ik vind dit een waardevol onderzoek. Vooral de relatie die gelegd wordt met leren binnen en buiten het onderwijs
is boeiend. Meer autonomie voor jongeren binnen het onderwijs, zou de motivatie voor het onderwijs wel eens ten goede kunnen komen. Belangrijk daarbij is wel dat jongeren leren omgaan met die autonomie.
Het onderscheid tussen interesse-gedreven en vriendschap-gedreven netwerken is m.i. ook waardevol. Dit
onderscheid is belangrijk voor de discussie over de vraag of je moet aansluiten bij technologieën die jongeren
gebruiken, of dat je als onderwijsinstelling eigen tools moet inzetten.
Het onderzoek maakt een onderscheid in jongeren die
meer of minder intensief gebruik maken van nieuwe media (hanging out, messing around,geeking out). Toch blijft de groep jongeren die internet veel minder intensief gebruikt,
door de onderzoeksopzet onderbelicht.
This content is published under the Attribution 3.0 Unported license.
Wilfred, mooie quotes uit het onderzoek. Ik ben het helemaal met je eens met je volgende stukje: “Vooral de relatie die gelegd wordt met leren binnen en buiten het onderwijs is boeiend. Meer autonomie voor jongeren binnen het onderwijs, zou de motivatie voor het onderwijs wel eens ten goede kunnen komen. Belangrijk daarbij is wel dat jongeren leren omgaan met die autonomie.”.
Ik merk dat studenten gemotiveerden zijn als ze enige mate van keuzevrijheid hebben. Natuurlijk moet dit strak gestuurd worden en moeten studenten leren om met deze vrijheid om te gaan, zie http://patrick.familiekoning.com/2008/11/27/flexibel-onderwijs-hoe-doe-je-dat-2/
Groetjes, Patrick
@Patrick Koning: dank zoor je aanvulling. Een groot aantal lerenden hebben inderdaad goede trajectbegeleiding nodig. Heb je je al eens verdiept in opvattingen mbt paradox of choice?
http://www.ernomijland.com/2007/05/keuzevrijheid-maakt-gelukkig-tot-op.html