Binnen het onderwijs maken we intensief gebruik van veel leertechnologieën. De effectiviteit hiervan is echter afhankelijk van de wijze waarop docenten leertechnologie ervaren en toepassen. Recent onderzoek van het College Innovation Network (pdf) identificeert in dit verband enkele belangrijke bevindingen.
Een eerste bevinding is dat docenten de waarde van leertechnologie erkennen, maar twijfelen aan de effectiviteit van tools waarover zij de beschikking hebben. 83% van de ondervraagden vindt dat leertechnologie het onderwijs verbetert, 73% gelooft dat leertechnologie heel belangrijk is voor betrokkenheid van lerenden en studiesucces. Tegelijkertijd denkt 56% dat het moeilijk is om te weten of een leertechnologie effectief zal werken. Dit wordt versterkt door het gebrek aan vertrouwen in hun instelling (30%) en leveranciers van leertechnologie (27%) om effectieve producten te kiezen. Docenten willen bewijs zien van effectieve implementaties.
Mijn opmerkingen: ik herken de behoefte aan ‘bewijs’. Bij nieuwe technologieën is dit bewijs niet direct te leveren. Daarnaast weet je niet zeker of leertechnologie ook in de specifieke context van de docenten werkt. Effectiviteit heeft ook niet alleen met de technologie te maken. Daar zul je het gesprek over moeten voeren, en vooral realistische verwachtingen schetsen.
De tweede bevinding is dat degenen die het verst van de ‘onderwijspraktijk’ verwijderd zijn, zoals bestuurders, ontwerpers van onderwijs en afdelingsvoorzitters, het meest invloedrijk zijn als het gaat om beslissingen omtrent leertechnologie. Docenten en studenten hebben volgens de ondervraagden de minste invloed.
Mijn opmerkingen: deze bevinding herken ik eerlijk gezegd niet meer. Docenten en studenten worden wel degelijk betrokken bij de keuze voor leertechnologieën, bijvoorbeeld via gebruikerstesten. In het verleden was dat weleens anders.
De derde bevinding luidt dat docenten vrezen dat een toekomst waarin leertechnologie op grote schaal binnen het onderwijs wordt gebruikt, leidt tot meer standaardisatie van onderwijs en minder interactie tussen docent en student. Docenten zouden minder invloed hebben op het ontwerp en de vormgeving van onderwijs en minder autonomie hebben om invulling te geven aan hun werk. 86% van de docenten verwacht dat zij meer tijd zullen besteden aan het online leveren van cursusinhoud en dat docenten meer leertechnologieën in het onderwijs zullen gebruiken. Zij maken zich zorgen over de impact hiervan op de aard van het onderwijs.
Mijn opmerkingen: ik herken de angst van minder autonomie. Deze vrees wordt m.i. echter vooral gevoed doordat organisaties een scheiding aanbrengen tussen ontwerp/ontwikkeling enerzijds en uitvoering anderzijds. Bijvoorbeeld door aparte ontwerpers aan te stellen. Docenten voeren dan onderwijs uit met content die specialisten hebben gemaakt. Vanuit het oogpunt van hoogwaardige content ontwikkelen is dat te begrijpen. Content ontwikkelen is een vak apart. Maar vanuit het oogpunt van de aantrekkelijkheid van het werk is een dergelijke ’taakafsplitsing’ lang niet altijd aan te bevelen. Specialisten zouden beter samen met docenten blended onderwijs kunnen ontwerpen en content kunnen ontwikkelen. Daarnaast speelt hierbij ook dat leertechnologie juist sterk is in werkzaamheden die docenten juist vaak graag uitvoeren, zoals het geven van instructie. De veranderingen in de werkzaamheden worden dan inderdaad als aantasting van autonomie gezien.
De vierde bevinding is dat docenten vaak een hoge mate van technologische vermoeidheid ervaren die zelfs tot gevoelens van ‘burn-out’ kunnen leiden. Zo’n 77% van de respondenten gaf aan dat ze zich door de technologie “altijd aan het werk” voelen, terwijl 67% aangaf dat er dagen zijn dat ze geen technologie willen gebruiken en dat ze een ’technologiepauze’ nodig hebben. Vooral vrouwen blijken hier volgens dit onderzoek last van te hebben.
Mijn opmerkingen: dit fenomeen wordt m.i. veroorzaakt door vaak onvoldoende gebruiksvriendelijke technologie -met name administratieve systemen zijn lang niet altijd gemakkelijk in gebruik-, door een veelvoud aan applicaties die onvoldoende met elkaar geïntegreerd zijn, door een scala aan functionaliteiten en door onvoldoende bekwaamheid om verstandig hier mee om te gaan. De combinatie met een werkdruk die sowieso hoog is, helpt ook niet (en dat is een eufemisme). Het is m.i. belangrijk om duidelijke prioriteiten te stellen ten aanzien van leertechnologieën en je te focussen op een beperkt aantal. Daarnaast zullen we moeten leren hoe we slim en gedoseerd om kunnen gaan met technologie.
De bevindingen tonen volgens de onderzoekers aan dat docenten, hoewel ze de potentie van leertechnologie erkennen, zich zorgen maken over de implicaties voor hun vak. Veel docenten vinden technologie belastend, vrezen dat het hun autonomie en invloed in het vormgeven van hun onderwijs bedreigt, en voelen zich hierdoor minder gemotiveerd. We zullen daar volgens de onderzoekers meer rekening mee moeten houden bij de verdere integratie van leertechnologie in het onderwijs.
Bron: Reeves, S.L., Gross, B., Berkey, N., Fotuhi, O. (2023, June). Is EdTech paying off? Faculty speak out on the benefits, burnout, and future of tech in higher education. WGU Labs.
This content is published under the Attribution 3.0 Unported license.
Geef een reactie