In Should Teachers Be Allowed to Use Online Tools to Monitor Student Screens? verkent Larry Ferlazzo de vraag of docenten technologie moeten gebruiken om het gebruik van computers door lerenden te monitoren.
Tools waarmee docenten beeldschermen van lerenden kunnen monitoren, kunnen door docenten worden gebruikt om online activiteiten van lerenden bij te houden. Deze tools zijn volgens Ferlazzo steeds populairder geworden. Tegelijkertijd leidt het gebruik van deze tools tot bezorgdheid over vertrouwen en ethiek.
Ferlazzo stelt dat het stellen van duidelijke verwachtingen en het creëren van een positieve cultuur binnen school en klas essentieel is voordat je dergelijke middelen kunt gebruiken. Docenten zouden zich moeten richten op het creëren van een ondersteunende leeromgeving waarin lerenden de verwachtingen begrijpen en eraan kunnen voldoen zonder voortdurend toezicht. Tools voor schermcontrole kunnen helpen een veilige online leeromgeving te helpen realiseren, maar ze moeten verstandig en behoedzaam worden gebruikt om te voorkomen dat het vertrouwen tussen lerenden en docenten wordt ondermijnd.
Deze middelen hebben de potentie om ‘connecties’ en productiviteit te vergroten. Ferlazzo schrijft bijvoorbeeld over Classwize die docenten in staat stelde om schermgebruik van lerenden tijdens verplicht afstandsonderwijs in de Coronaperiode te monitoren. Daardoor waren docenten in staat om real-time feedback en individuele ondersteuning te geven, bijvoorbeeld als zij zagen dat lerenden bij verwerkingsopdrachten direct de mist in gingen omdat ze instructies niet hadden begrepen. Ook zijn we bekend met het risico van afleiding waar we bij computergebruik extra last van kunnen hebben. Door lerenden te monitoren heb je zicht op die afleiding en kun je daarover het gesprek aangaan met lerenden.
Tools waarmee docenten beeldschermen van lerenden kunnen monitoren, kennen echter ook risico’s. Deze tools maken namelijk ook gebruik van algoritmes en Cathy O’Neill heeft volgens Ferlazzo in haar boek Weapons of Math Destruction onderstreept dat algoritmen een negatief effect kunnen hebben op achtergestelde groepen. Docenten zouden de ethische implicaties van het gebruik van deze instrumenten zorgvuldig moeten overwegen: wat kan het monitoren van beeldschermgedrag voor gevolgen hebben voor het welbevinden, autonomie en de motivatie van lerenden, kan sprake zijn van een mogelijke bevooroordeelde of oneerlijke behandeling van bepaalde lerenden, enzovoorts.
De bijdrage bevat ook enkele tips die kunnen bijdragen aan een effectief en ethisch gebruik van dergelijke tools:
- Ontwikkel normen voor het gebruik van deze instrumenten, die de waarden van de school weerspiegelen en de lerenden respecteren. Bijvoorbeeld dat gegenereerde data niet de enige informatiebron voor besluitvorming mogen zijn.
- Gebruik instrumenten die een goed professioneel oordeel ondersteunen. Docenten moeten de werking van deze tools begrijpen en -ik neem aan als team- software kiezen die hun vermogen om weloverwogen beslissingen te nemen ondersteunt en versterkt.
- Zorg voor transparantie in hoe de tools werken. Docenten moeten toegang hebben tot informatie over de werking van de software en de resultaten van de software kunnen begrijpen. Docenten moeten hierover ook kunnen communiceren met lerenden en ouders.
- Stimuleer open communicatie met softwaremakers. Een goede relatie met softwareleveranciers en voldoende documentatie kunnen docenten helpen begrijpen hoe de software werkt en hoe deze te gebruiken ter ondersteuning van hun professioneel oordeel. Het zullen vooral organisaties van docenten zijn, of organisaties zoals Kennisnet en SURF, die co0ntact hebben met ontwikkelaars van deze applicaties.
De beslissing om deze tools te gebruiken zou vooral gebaseerd moeten zijn op professionele en ethische waarden. Docenten zouden de voordelen en risico’s hiervan zorgvuldig moeten afwegen en de tools toepassen op een manier die overeenkomt met waarden en met het belang van lerenden. Docenten kunnen dan de potentie van deze instrumenten benutten om leerervaringen te verbeteren en een positieve, ondersteunende en rechtvaardige leeromgeving te bevorderen.
Het valt me wel op dat Ferlazzo niet in gaat op de vraag of de doelgroep waarmee je werkt niet sterk van invloed is op de vraag of je dergelijke tools moet gebruiken. Maak je bij leerlingen in de onderbouw van het voortgezet onderwijs een andere keuze dan bij mbo-studenten? Ik zie verder ook overlap met de vraag over het toepassen van learning analytics. Learning analytics kan zinvol zijn voor docenten doordat je inzicht krijgt in de prestaties van lerenden, om risico’s zoals uitval te identificeren en leerervaringen te helpen personaliseren. Bij learning analytics zijn er echter ook potentiële valkuilen, bijvoorbeeld als algoritmes worden gebruikt of als je data niet correct interpreteert.
This content is published under the Attribution 3.0 Unported license.
Geef een reactie