Op dit moment woedt in ons land weer de discussie over het gebruik van smartphones in de klas. Moet je kiezen voor een landelijk verbod, moet je de beslissing om smartphones te verbieden over laten aan scholen zelf, of zelfs aan docenten? Of moet je smartphones vooral gebruiken? Ik lees en hoor overigens steeds dezelfde argumenten als een jaar of vijf geleden.
De bijdrage The impact of mobile phones on student learning is in dit kader een recente bijdrage die laat zien dat steeds dezelfde argumenten worden gebruikt als bijvoorbeeld mijn bijdrage van ruim vijf jaar geleden (die op dit moment weer veel geraadpleegd wordt). De auteur geeft voorbeelden van hoe lerenden smartphones kunnen benutten voor het leren (o.a. om hun leren te organiseren, om aantekeningen te maken, om informatie te zoeken en om te interacteren met andere lerenden), maar beschrijft ook de vele nadelen (afleiding, faciliteren van ‘oneerlijk’ gedrag, gaat ten koste van face-to-face communicatie, kan leiden tot gezondheidsproblemen, blootstellen aan cyberpesten). Veel van de voor- en nadelen hebben overigens betrekking op het gebruik van internettechnologie in het algemeen, en hebben niet specifiek betrekking op het gebruik van smartphones in de klas.
Pedro de Bruyckere presenteert een bloemlezing van onderzoek naar smartphones in de klas. Daaruit blijkt dat het gebruik van smartphones in de klas leidt tot slechtere schoolprestaties, met name bij leerlingen die al moeite hebben met leren. Tegelijkertijd stellen onderzoekers dat deze bevindingen geen rekening houden met de mogelijke impact van smartphones als deze apparaten goed gestructureerd worden ingezet.
Vijf jaar geleden schreef ik al dat ik in de loop der jaren meer begrip gekregen voor tegenstanders van smartphones in de klas, nadat ik las dat devices en applicaties bewust worden ontworpen om af te leiden. Ook blijkt de aanwezigheid van een smartphone alleen al afleidend te werken. Voor docenten is het voorkomen van afleiding vaak een gevecht tegen de bierkaai.
Tegelijkertijd ben ik voorstander van conversatie in plaats van een autoritaire benadering, die bovendien veel controle vereist. We zullen lerenden ook bewust moeten maken van risico’s op afleiding, en slim moeten leren omgaan met technologie. Ik zie daarbij een belangrijke taak weggelegd voor het onderwijs. Veel lerenden leren dat namelijk buiten de school waarschijnlijk niet. Zij zullen binnen beroepssituaties ook slim moeten omgaan met mobiele technologie, omdat dit anders ten koste kan gaan van de productiviteit en collegialiteit. Hoe moeten zij daarop worden voorbereid?
Daar komt bij dat de ervaring leert dat negatieve gevolgen van technologie in de loop van de tijd ook kunnen verminderen. Zo blijkt dat het argument dat aantekeningen met de hand schrijven leerzamer is dan aantekeningen typen, inmiddels achterhaald is. Daarnaast heeft John Hattie in de loop der jaren bijvoorbeeld positievere effectgroottes gevonden voor verschillende technologische toepassingen, en benadrukt hij onder meer dat de wijze waarop technologie wordt ingezet van invloed is op het leerzame karakter.
Er valt dus veel te winnen als we dus in staat zijn smartphones goed gestructureerd in te zetten en afleiding te vermijden. De vraag is alleen hoe docenten dit gevecht tegen de bierkaai winnen. Wellicht door smartphones alleen te gebruiken in de bovenbouw (en dan selectief)? En door expliciet aandacht te besteden aan de negatieve aspecten van smartphones (en hoe daar mee om te gaan)?
This content is published under the Attribution 3.0 Unported license.
Geef een reactie