Vanmiddag startte de managementconferentie van het Consortium voor Innovatie (#cvi09), met als thema: Netwerken.
Ik zal op een later moment over de keynote bloggen. Die vergt wat meer reflectie.
De tweede workshop, die ik heb bijgewoond, ging over de rol van de innovatiemanager als snelbinder van de organisatie. In deze -boeiende- sessie gingen we op een interactieve manier in op innovatieprocessen binnen MBO-instellingen.
Innovaties bestaan volgens de presentatoren uit drie onderdelen:
- Kop (missie, visie, doelen, strategie, deskundigheid, condities).
- Romp (innovatiebasis, expliciet leren, verbinding).
- Staart (resultaten meten, transfer borgen).
Verder zijn we o.a. ingegaan op het speelveld van innovatie. De presentatoren gaven aan dat onderwijsinnovaties zich vooral richten op:
- Onderwijsinnovatie.
- Personeelsontwikkeling.
- Organisatieontwikkeling.
- Onderzoek(ende houding).
Met name het laatste onderdeel vindt relatief weinig plaats. Het accent van innocaties binnen MBO-instellingen ligt meestal op de eerste twee elementen.
Tijdens de discussie vroegen we ons af of bedrijfsvoering geen aparte ‘poot’ verdiend te zijn, zodat eerder sprake is van een ‘ster’ (vijfpoot) in plaats van een ‘ruit’ (vier aspecten).
Tijdens deze sessie gingen we ook ik op de vraag hoe ‘ innovatie’ binnen onderwijsorganisaties gepositioneerd is. Slechts in een enkel geval bleek dit een taak voor het ‘gewone’ management. Meestal is daar een aparte geleding voor aangewezen (projectteam of dienst). In de praktijk loop je overigens het risico dat innovatie onvoldoende van de grond komt als uitsluitend managers dit ‘ erbij’ moeten doen. Een apart organisatieonderdeel voor innovatie lijkt daarom aan te bevelen.
Er werd ook opgemerkt dat de gekozen innovatie-aanpak afhankelijk is van het College van Bestuur van de organisatie. Ik denk echter -en dat heb ik ook opgemerkt- dat dit komt doordat het initiatief voor innovaties meestal afkomstig is van een CvB (al dan niet geprikkeld door externe ontwikkelingen).
Een andere opmerking had betrekking op de besturingsfilosofie, de kwaliteit en professionaliteit van mensen binnen een organisatie. Ook dit is van invloed op de innovatieaanpak. Hoe professioneler de professionals, des te minder je innovatie centraal moet sturen (aldus de stelling).
Tenslotte zijn we ingegaan op de methodiek ‘ van methodisch ontwerpen naar methodisch leren’ (Daan Andriessen). Deze methodiek gaat uit van een cyclisch leerproces en zelfreflectie, met als stappen:
- Diagnose: probleemdefinitie (wat zijn problemen die je wilt oplossen).
- Interventie ontwerpen (wat zijn positieve en negatieve kenmerken van de gekozen interventie?).
- Randvoorwaarden creëren (is er een goede balans tussen voorschrijven en regelruimte).
- Testen/evaluatie.
Al met al een boeiende sessie. Er werd ook een publicatie uitgedeeld die helaas nog niet online staat (Innovatie als proces: inzichten uit de kenniskring innovatiemanagers).
This content is published under the Attribution 3.0 Unported license.
Wilfred,
Je schrijft ‘Een andere opmerking had betrekking op de besturingsfilosofie, de kwaliteit en professionaliteit van mensen binnen een organisatie. Ook dit is van invloed op de innovatieaanpak. Hoe professioneler de professionals, des te minder je innovatie centraal moet sturen (aldus de stelling).’
Ik wil graag toevoegen dat die stelling alleen geldt als de leiding zo professioneel is dat het de professionaliteit op de werkvloer (h)erkend. Net daarvoor merk je op dat het CvB vaak (extern getriggerd) innovatie initieert. Ook hier mist vaak oog en oor voor de werkvloer die de vernieuwing moet uitvoeren. Het lijkt me dat draagvlak (of creatie daarvan) een hoger prioriteit heeft. Ik vind de arrogantie waarmee dit punt al te vaak omzeild wordt bij uitstek een teken van onprofessionaliteit.
@Johannes: het herkennen en waarderen van professionaliteit is inderdaad belangrijk. Net als oog en oor voor de werkvloer, en het creëren van draagvlak. Aan de andere kan moet je volgens mij ook erkennen dat docenten lang niet altijd over de competenties beschikken (en soms zelfs willen beschikken) die vandaag de dag nodig zijn om te kunnen functioneren binnen een eigentijdse onderwijsorganisatie. In die professionaliteit zal ook geïnvesteerd moeten worden.
Wilfred,
Ik kan me wel vinden in je antwoord. Sommige docenten nemen hun vak (en zichzelf) niet serieus. Maar zijn zulke mensen niet in elke organisatie te vinden? En is het niet aan de leidinggevende partij om daar paal en perk aan te stellen?
Laten we stellen dat (net als in de liefde) de professionaliteit van twee kanten moet komen. Als het dan klikt, gebeuren er mooie dingen.