Waarom we opgenomen hoorcolleges niet als instructievideo’s moeten gebruiken

Martin Compton laat in The curious case of long videos: how research evidence, institutional data and experience struggle to trump gut instincts feitelijk zien waarom je opnames van hoorcolleges niet zou moeten gebruiken als instructievideo’s.

video opnameVolgens Compton is de duur van een instructievideo één van de meest hardnekkige discussies op het gebied van technology enhanced learning. Volgens hem ontbreekt het in de discussie over de duur van video’s aan nuchterheid. Hij stelt dat onderzoeksresultaten overtuigend zijn wat betreft het verband tussen betrokkenheid, kijktijd en videoduur. In zijn bijdrage verwijst hij naar onderzoeken, praktijkervaringen en data over het gebruik van instructievideo’s die allemaal uitkomen op een optimale kijktijd tussen 6 en 9 minuten. Toch wordt die optimale tijd van 6-9 minuten door docenten vaak met afschuw ontvangen.

Dat komt volgens hem omdat docenten uitgaan van een valse tijdsvergelijking tussen de conventionele lengte van colleges (en inhoud) en de lengte van video’s die deze zouden kunnen vervangen. Volgens Compton kun je de inhoud van een hoorcollege van een uur best vervangen door twee video’s van ongeveer tien minuten. Tijdens een hoorcollege behandel je twee of drie belangrijke concepten. De overige tijd wordt besteed aan logistieke zaken, aan discussies/vragen, aan het activeren van voorkennis of aan het leggen van verbindingen met de manier van beoordelen. In video’s besteed je daar geen aandacht aan. Dit impliceert m.i. dat je hoorcolleges niet moet opnemen om de opnames vervolgens als instructievideo’s te gebruiken, maar hooguit als ‘naslagwerk’.

Hebben lerenden bij kortere video’s wel het gevoel waar voor hun geld te krijgen?  We werken volgens de auteur niet op een op onderzoek gebaseerde manier als we om die reden video’s van een uur gebruiken. Wel adviseert hij dat we de beweegredenen voor keuzes ten aanzien van ontwerpen en media met lerenden delen. Je kunt daarmee voorkomen dat lerenden “waar voor je geld”-argumenten gebruiken. Dat doe je ook door de voordelen van het gebruik van video te benadrukken (zoals de mogelijkheid om video’s in eigen tempo te bestuderen of de mogelijkheid om fysieke bijeenkomsten anders in te vullen; meer verdiepend, meer gericht op het toepassen).

Compton stelt ook dat docenten hierbij benadrukken dat hun lerenden wel het beste leren van video’s van één tot twee uur, ook al laat onderzoek zien dat dat in andere vakgebieden niet het geval is. Hij schrijft:

Every time I have a variant of this conversation I am left pondering how it is, in a centre of discovery, in a culture of research, that actual experience, research and learning can be so easily dismissed. And this even before we get into discussions about whether students are adequately predisposed to distinguish what works from what they prefer.

Als docenten zich uiteindelijk laten overtuigen en kortere video’s gebruiken, dan realiseert men zich vaak hoe effectief dit ook voor hun discipline is.

Volgens mij wordt de ‘afschuw’ van docenten van korte video’s vooral verklaard, door de vrees van ‘oppervlakkigheid’. Ben je wel in staat een complex concept in 6-9 minuten uit te leggen? Daarnaast is het ook belangrijk om je te realiseren dat je video’s ook combineert met andere leeractiviteiten die o.a. gericht zijn op verwerking van de inhoud.  Je hebt bovendien steeds meer mogelijkheden om video’s af te wisselen met, bijvoorbeeld, vragen en feedback. Martin Compton had dit trouwens in zijn bijdrage best wat sterker mogen benadrukken.

Docenten vragen zich daarbij ook af of dergelijke leeractiviteiten kunnen leiden tot een net zo ‘rijke leerervaring’ als een interactief college.

This content is published under the Attribution 3.0 Unported license.

Delen

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *