Moeten we ons zorgen maken over deze twee educatieve AI-toepassingen?

Gisteravond las ik twee bijdragen over het gebruik van artificiële intelligentie (AI) die mijn wenkbrauwen deden fronsen.

De eerste bijdrage gaat over een nieuw initiatief van Google. Zij hebben een nieuw AI-gestuurd ‘tutorplatform’ aangekondigd dat competentiebeoordelingen door docenten gebruikt om quizzen, aanbevelingen voor cursussen en andere vormen van begeleiding te realiseren waarmee je volgens de auteur geïndividualiseerd onderwijs kunt realiseren.

Het nieuwe AI-tutorplatform verzamelt diagrammen van vaardigheden en bekwaamheden die door docenten worden gemaakt. Het platform gebruikt vervolgens AI om leeractiviteiten te genereren, zoals korte antwoord- of meerkeuzevragen, die lerenden via een app kunnen openen. Het platform bevat ook applicaties die met lerenden kunnen chatten, hen kunnen coachen bij begrijpend lezen en schrijven, en hen kunnen adviseren over studieplannen op basis van hun voorkennis, loopbaandoelen en interesses.

Volgens Google kun je met behulp van deze technologie ‘on-demand tutoring’ realiseren die normaal gesproken niet aangeboden kan worden (o.a. in verband met hoge kosten).
Lerenden kunnen daarmee ook meer oefenen. De lerende zou hiermee mee centraal komen te staan. Google werkt samen met Amerikaanse instellingen voor hoger onderwijs aan de doorontwikkeling van het platform. Aan de hand van pilots wil men fouten uit het platform halen.

Mijn zorgpunten: geïndividualiseerd onderwijs is veelal ‘eenzaam’ onderwijs (m.i. ook iets anders dan gepersonaliseerd onderwijs). Bovendien vergroot dit type technologie vaak de kloof tussen lerenden die al goed presenteren en degenen die daar meer moeite mee hebben. Verder heeft Google uiteraard geen onomstreden reputatie als het gaat om privacy. Hoe gaan zij met data om? Tenslotte kun je je zorgen maken over de steeds groter wordende afhankelijkheid van onderwijsinstellingen, van grote technologiebedrijven.

Bijdrage twee gaat over het gebruik van AI in relatie tot plagiaat. AI wordt immers steeds geavanceerder. Met behulp van AI -in het bijzonder met de technologie GPT-3- kun je automatisch teksten genereren. Dit gaat dus beduidend verder dan het kopiëren en plakken van teksten uit bestaande papers of essays.

Het gevolg is dat onderwijsnstellingen goed moeten definiëren wanneer sprake is van ondersteuning door AI en wanneer van plagiaat of fraude. Als een werkstuk voor 49% door AI is geschreven en de overige 51% door een mens, is dan sprake van plagiaat?, vragen de auteurs zich af. Je zult bovendien gedetailleerd moeten kijken welke onderdelen door een computer zijn geschreven. En gelden voor onderzoekers dezelfde regels als voor lerenden?

De auteurs van deze bijdrage schrijven:

At the moment, little guidance, policy or oversight is available regarding technology, AI and academic integrity for teachers and educational leaders.

Zij waarschuwen voor een toenemende opmars van technologische toepassingen die je in staat stellen automatische teksten te genereren. Deze ontwikkelingen leiden tot een ander landschap rond academische integriteit en auteurschap. De auteurs maken zich zorgen over

a shift of professional control away from educators and ever-increasing new expectations of digital literacy in precarious working environments.

Een oplossing hiervoor bieden de auteurs niet. Dit is ook ingewikkeld. De wereld van onderwijs en opleiden is immers geen technologieloos eiland in een technologierijke wereld, en zou dat ook niet moeten zijn. Je houden deze technologie niet buiten de deur. Je zult wel m.i. moeten nadenken over andere manieren van beoordelen, dan het beoordelen van essays en papers.

This content is published under the Attribution 3.0 Unported license.

Delen

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *