Webinar blended learning: ontwerpcriteria en didactische principes

Vandaag heb ik voor een groep medewerkers van het Dulon College een webinar verzorgd over blended learning. Ik ben met name ingegaan een aantal ontwerpcriteria. Wanneer kies je bijvoorbeeld voor onderwijs los van tijd en plaats, wanneer voor live online onderwijs (synchroon online leren) en wanneer voor leren op locatie? Daarnaast ben in ingegaan op hoe je een aantal ‘bewezen’ didactische principes bij blended learning kunt toepassen.

Ik ben gestart met een introductie van blended learning. Daarbij heb ik benadrukt dat je bij het ontwerpen van blended learning diverse keuzes kunt maken. Er is dus geen sprake van één didactisch concept.

Ontwerpcriteria bepalen dan hoe je ‘blend’ eruit gaat zien. Vergelijk het met koken: met behulp van verschillende leertechnologieën, didactiek, inhouden, etcetera kun je diverse maaltijden bereiden.

Ik onderscheid negen variabelen oftewel ontwerpcriteria, die ten grondslag liggen aan de keuze voor een bepaald model. Daarvan heb ik er vier besproken, en vooral enkele overwegingen daarbij behandeld.

In welke mate wordt er online geleerd?

Bij blended learning wordt uitgegaan van een aanzienlijk deel online leren en face-to-face leren. Daarbij worden percentages genoemd van minimaal 30% van de activiteiten online en maximaal 80% online.
Naarmate je lerenden meer flexibel wilt laten leren (tijd, plaats, niveau, tempo, inhoud), dan zul je meer online leren toepassen. Als je bijvoorbeeld te maken hebt met een doelgroep die zeer verschilt van voorkennis, dan kun je online leren gebruiken om bij een deel van die groep bepaalde ‘deficiënties’ weg te werken.

Verder kunnen lerenden het -om wat voor reden dan ook- lastig vinden om fysiek naar de opleiding te komen. Lerenden met een beperking of ziekte hebben vaak meer belang bij online leren of bij leerstof die ook online te bestuderen is.

Daarnaast  is je doelgroep van belang bij het bepalen van de mate van online leren. Hoe staat het met hun ICT-vaardigheden? Zijn zij in staat hun eigen leren te reguleren? Naarmate je meer aan online leren doet, zullen lerenden hun eigen leren beter moeten kunnen reguleren. Uiteraard is ook de aard van het onderwijs van invloed op mate waarin je online leren kunt inzetten. Als lerenden veel beroepsvaardigheden moeten oefenen (bijvoorbeeld met een machine werken), dan zul je minder online leren toepassen.
Ik heb de aanwezigen ook na laten denken over deze elementen.

Waar wil je online leren toepassen?

Als lerenden hun eigen leren in voldoende mate kunnen reguleren, dan kun je hen eerder elders online laten leren. Online leren doet namelijk een groter beroep op zelfregulatie dan face-to-face leren. Uiteraard kun je zelfregulatie ook bevorderen.
Als lerenden over de noodzakelijke faciliteiten beschikken om tijd- en plaatsonafhankelijk te leren (internetverbinding, een rustige studieplek, noodzakelijke ‘devices’), dan kun je online leren ‘elders’ inzetten. Tijdens de coronacrisis hebben we ervaren dat lerenden thuis niet altijd goed in staat zijn om online te leren.

Wil je begeleiding online toepassen of liever niet?

Leent de inhoud van de begeleiding zich voor online begeleiden? Sommige gesprekken wil je bij voorkeur niet online voeren.
Hoe belangrijk zijn non-verbale aanwijzingen in de gesprekken die je voert?
Beschik je over goede en betrouwbare informatie over de voortgang van je lerenden? Dan kun je beter bepalen of een gesprek online of F2F moet plaatsvinden.
Hier heb ik ook een stelling bij gebruikt.

Wil je synchroon of asynchroon online leren toepassen?

Beide vormen hebben elk typische eigenschappen. Asynchroon online leren leent zich beter voor het in eigen tempo bestuderen van leerstof. Je hebt meer ruimte voor verdieping. Bij synchroon online leren kun je onmiddellijk reageren en feedback geven, en heb je veel ruimte voor interactie. Ook heb jij bij een intensief gebruik van synchroon online leren vaak te maken met videoconferencing vermoeidheid.

Vervolgens ben ik nog ingegaan op drie ‘bewezen’ didactische principes (er zijn er meer):

  1. Laat leerstof actief verwerken (bijvoorbeeld video’s maken voor zelfverklaren).
  2. Faciliteer dat lerenden nieuwe kennis/vaardigheid in hun dagelijks leven integreren (o.a. lerenden laten in een webinar zien wat zij hebben geleerd).
  3. Investeer in online activiteiten die gericht zijn op het genereren van betrokkenheid en verbondenheid (o.a. door korte videoboodschappen te gebruiken).

Hieronder vind je mijn slides:

This content is published under the Attribution 3.0 Unported license.

Delen

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *