Nieuwe editie Innovating Pedagogy over didactische innovaties met potentie #IP2021report

Op 6 januari 2021 heeft  de Britse Open Universiteit voor de negende keer het rapport “Innovating Pedagogy” gepubliceerd. In dit rapport komen tien nieuwe vormen van doceren en leren aan de orde die al in de praktijk worden gebruikt, maar volgens de samenstellers nog geen wijdverbreide invloed hebben gehad op het onderwijs. De Britse OU werkt hierin dit keer samen met onderzoekers van het Artificial Intelligence and Human Languages Lab/Institute of Online Education van de Beijing Foreign Studies University. In deze blogpost wil ik deze innovaties kort bespreken.

Innovating Pedagogy 2021Het rapport beschrijft geen trends waarbij je elk jaar vergelijkingen kunt maken tussen de trends (is een innovatie meer omarmd in vergelijking met eerdere jaren?). Je merkt ook dat de partners, waarmee de Open University samenwerkt bij de realisatie van deze rapporten, invloed hebben op de keuze die in het rapport wordt gemaakt.

De samenstellers hebben een uitgebreide lijst van nieuwe onderwijsconcepten, -termen, -theorieën en benaderingen verkend en deze lijst vervolgens teruggebracht tot tien innovaties die volgens de auteurs de potentie hebben om grote veranderingen in de onderwijspraktijk uit te lokken.

  1. Best learning moments. Daaronder verstaan de auteurs dat lerenden zeer betrokken zijn bij leren of helemaal opgaan in een activiteit of taak, vaak vergezeld van een gevoel van plezier. Dit idee sluit aan bij het psychologische concept van “cognitive absorption” of “flow“. Best learning moments kunnen volgens de auteurs leiden tot verdiepend leren en een hoge mate van tevredenheid, en ze kunnen ook bijzonder gedenkwaardig zijn. Vaak wordt digitale technologie gebruikt om dergelijke momenten te creëren (denk aan serious gaming of virtual reality). Nieuwe manieren om de best learning moments vast te leggen kunnen de reflectie op het leren ondersteunen en het ontwerp van de leertechnologie verbeteren. Volgens de auteurs kunnen deze momenten ook leiden tot ongeplande mogelijkheden voor leren als een docent voelt dat lerenden betrokken zijn en klaar zijn om bepaalde inzichten op te nemen, bijvoorbeeld op basis een gedeelde ervaring. Mijn opmerking: wat Wouter Buelens en Paul Kirschner schrijven over de kip en het ei rond motivatie en leren, is m.i. ook van toepassing op ‘best learning moments’. De relatie tussen motivatie en leren is complex. ‘Flow’ leidt niet automatisch tot echt leren. Leerresultaten kunnen op hun beurt weer leiden tot de mentale toestand van ‘flow’.
  2. Enriched realities. Volgens de samenstellers wordt het steeds gemakkelijker om de realiteit te verrijken met het gebruik van technologie, en verschillende soorten realiteit met elkaar te combineren. Zij verwijzen daarbij naar virtual en augmented reality. Deze ‘verrijkte realiteiten’ bieden nieuwe mogelijkheden voor onderwijs en opleiden en zorgen voor dynamische, nieuwe ervaringen die kunnen leren tot meer betrokkenheid. Deze ‘verrijkte realiteiten’ bieden ook mogelijkheden die normaliter ‘in de klas’ niet beschikbaar zijn, zoals het verkennen van plaatsen die voor lerenden moeilijk, gevaarlijk of onmogelijk te bezoeken zijn (de auteurs geven het voorbeeld van de binnenkant van een vulkaan). Deze toepassingen maken ook samenwerking mogelijk of het manipuleren van virtuele objecten. Het gebruik van ‘verrijkte realiteiten’ kan lerenden ondersteunen bij het begrijpen van concepten, het oefenen van vaardigheden en het uitvoeren van verschillende taken of procedures. Volgens de samenstellers worden de technologieën ook toegankelijker via smartphones. De didactische kracht van deze toepassingen is m.i. echter nog beperkt.
  3. Dankbaarheid (‘gratitude’) als een pedagogische benadering. Dit houdt volgens de auteurs in dat men erkent wat men heeft of ontvangt en dat men op een of andere manier bewust wil teruggeven. Toegepast op het onderwijs kan ‘dankbaarheid’ bijdragen aan een betere relatie tussen lerende en docent. Lerenden worden zich meer bewust van hun leeromgeving. Het begrip en de focus op de studie wordt vergroot. Bovendien worden geestelijke gezondheid (zoals veerkracht) en welbevinden verbeterd. Dat betekent in de praktijk bijvoorbeeld dat lerenden en docenten reflecteren op eventuele negatieve houdingen ten opzichte van bepaalde onderwerpen of leeractiviteiten. Mijn opmerking: dit komt op mij nogal ’therapeutiserend’ over. Persoonlijk ben ik daar allergisch voor. Ik vraag me ook af of onderzoek gedaan is of dit daadwerkelijk leidt tot meer betrokkenheid, een betere sfeer en betere leeruitkomsten.
  4. Het gebruik van chatbots bij het leren. Lerenden kunnen communiceren met een robot via geschreven tekst of een spraakgestuurde conversatie-interface. Chatbots kunnen vragen beantwoorden en stellen, lerenden begeleiden en helpen bij het oplossen van problemen. Chatbots bieden nieuwe mogelijkheden, zoals directe probleemdiagnose en interventies. Ze kunnen lerenden ondersteuning bieden die is afgestemd op hun behoeften. Dankzij chatbots kan grootschalig onderwijs volgens de samenstellers toch kwalitatief hoogstaand zijn. Chatbots maken een grotere mate van personalisatie mogelijk door het verzamelen van gegevens uit dialogen en het gedrag van de lerenden, om vervolgens ondersteuning te bieden die specifiek is afgestemd op de behoeften van elke lerende. Dit kan ook bijdragen aan het verminderen van de werkdruk van de docenten. Chatbots hebben nog beperkingen (zoals het gebruik van emoties in conversaties of het beantwoorden van complexe vragen). Er zijn ook ethische vraagstukken bij het gebruik van chatbots.
  5. Didactiek gericht op gelijkheid (equity-oriented pedagogy). Volgens de auteurs vereist het ontwikkelen van inclusieve onderwijskansen dat niet alleen wordt nagedacht over gelijke kansen op toegang tot onderwijs, maar ook over gelijkheid, waarbij elke lerende vergelijkbare positieve resultaten kan bereiken, ongeacht zijn of haar achtergrond en kenmerken, zoals geslacht, handicap of etniciteit. Strategieën in de op gelijkheid gerichte didactiek omvatten het luisteren naar lerenden en het aanpassen van het onderwijs, het erkennen van ongelijke effecten van het gebruik van onderwijstechnologie, het besef dat beoordelingspraktijken oneerlijk kunnen zijn en het putten uit kaders zoals Universal Design for Learning (UDL). Wanneer de nadruk ligt op het ontwikkelen van geïndividualiseerde ondersteuning voor lerenden, mag dit volgens de auteurs niet leiden tot een vermindering van de sociale voordelen van samen leren, of onbedoeld nieuwe barrières opwerpen.
  6. Hiphop gebaseerd onderwijs (Hip-hop based education). Hiphop gebaseerd onderwijs richt zich volgens de auteurs op het gebruik van hiphop als muziekgenre, cultuur en kunststroming, zowel binnen als buiten een traditionele onderwijsomgeving. Je maakt daarbij gebruik van bijvoorbeeld elementen zoals rapmuziekteksten, video’s, graffiti en breakdancing in curricula en je didactiek om lerenden uit achtergestelde groepen te bereiken. Zie bijvoorbeeld https://hiphoped.com/. Pleitbezorgers van deze benadering hechten veel waarde aan ‘student voice’ en ‘agency’.  Het gaat er om dat je een authentieke leerervaring creëert, maar ook een kritisch perspectief ten aanzien van hiphop bevordert (hiphop kan ook worden geassocieerd met zaken als seksisme of geweld). De samenstellers stellen dat gebleken is dat hiphop gebaseerd onderwijs kan leiden tot een grotere betrokkenheid van lerenden, meer motivatie en sociaal en emotioneel leren, meer geletterdheid en kritisch denken, en een verbetering van de relaties tussen de docenten en lerenden. Hiphop kan worden bestudeerd binnen disciplines zoals Engels, sociologie, taalkunde, dans, antropologie en muziek. Mijn opmerking: ik kan me voorstellen dat je hiphop als thema bestudeert of dat je bijvoorbeeld rap en breakdancing als werkvorm in je onderwijs gebruikt. Het moet uiteraard ook bij je passen om bijvoorbeeld uitleg over een opdracht te rappen. Ik kan me ook voorstellen dat je probeert jongeren uit achtergestelde groepen via hiphop te bereiken. Maar het gaat me wat ver om te spreken over hip-hop gebaseerd onderwijs. Aansluiten op jeugdculturen is van alle tijden. We kennen toch ook geen disco based education of rock ’n roll based education.
  7. Student co-created teaching and learning. De lerende co-creëert, bijvoorbeeld door leermateriaal (mee) te ontwikkelen en ook een actieve rol te spelen als het bijvoorbeeld gaat om uitleg geven of feedback geven aan andere lerenden. Volgens de samenstellers kan dit leiden tot meer ‘empowerment’ van lerenden en betere relaties. Lerenden en docenten delen de verantwoordelijkheid voor het ontwerpen van materialen en activiteiten en voor beoordelingen. Volgens de samenstellers lijkt deze aanpak op ‘communities of practice’, waarbij een groep mensen regelmatig samenkomt, verbonden door een gemeenschappelijk belang, om manieren te vinden om hun praktijk te verbeteren. Om deze benadering succesvol te laten zijn moeten lerenden over specifieke vaardigheden of expertise beschikken. Ook moet bewaakt worden dat de beoogde leerdoelen bereikt worden. Daar komt bij dat co-creatie processen niet altijd soepel lopen en sommige lerenden het gevoel krijgen buiten gesloten te worden. Anderzijds kan co-creatie ook leiden tot enthousiasme en betrokkenheid, en kunnen lerenden nieuwe vaardigheden aanleren. Dat is m.i. echter ook geen garantie dat beoogde leeruitkomsten daadwerkelijk worden behaald.
  8. Op afstand samenwerken voor het leren van talen. Volgens de samenstellers hebben vrij te gebruiken online communicatiemiddelen nieuwe mogelijkheden gecreëerd voor authentieke contexten voor het leren van talen en het leren van culturen, in de vorm van telecollaboratieprojecten die lerenden op verschillende locaties met elkaar verbinden. Samenwerken op afstand stelt lerenden in staat om een andere taal te doceren en tegelijkertijd de taal van lerenden in een ander land te leren in het kader van dezelfde uitwisseling. Dergelijke projecten kunnen formeel worden ondersteund binnen een onderwijsinstelling of informeel. Of deze aanpak daadwerkelijk bijdraagt aan leeruitkomsten hangt volgens de samenstellers af van de inzet en motivatie van lerenden, en van de deskundigheid op het gebied van de beginselen en strategieën van telewerken.  En, voeg ik er aan toe, van de deskundigheid om een ander een andere taal te leren. Verder wordt weleens melding gemaakt van interculturele spanningen. De auteurs concluderen dat samenwerking op afstand kan bijdragen aan het opbouwen van een leeromgeving waarin de lerende centraal staat, en die wordt gekenmerkt door peer teaching, autonoom leren en leren op maat op basis van de persoonlijke interesses en behoeften van de lerenden.
  9. Evidence-based teaching. Deze benadering betreft het gebruik van onderzoeksgegevens om beslissingen te nemen over de beste pedagogisch-didactische aanpak die binnen een bepaald vakgebied kan worden toegepast. Volgens de samenstellers kunnen beslissingen betrekking hebben op de vraag welke onderwijsstrategie moet worden gevolgd om een specifiek onderwerp te doceren, op het vastleggen van de vooruitgang die lerenden in de loop van de tijd boeken, of op het beoordelen van de effectiviteit van het onderwijs. Hierbij wordt geneeskunde vaak als inspiratiebron genoemd. Professionals binnen de geneeskunde maken vaak gebruik van bewijsmateriaal uit onderzoek en experimentele studies die ze combineren met informatie over hun patiënten om beslissingen te nemen over interventies ten aanzien van gezondheid. ‘Evidence-based teaching’ kijkt dan naar bewijs uit onderzoek om te bepalen of er bewezen voordelen zijn van een bepaalde pedagogisch-didactische aanpak, of de voorwaarden waaronder een aanpak zal werken. De samenstellers wijzen in dit kader bijvoorbeeld op onderzoek naar de effecten van goede feedback. Evidence-based onderwijs kan docenten volgens de auteurs van dit rapport ondersteunen bij het identificeren en toepassen van beste onderwijspraktijken, het ontkrachten van schadelijke mythes over doceren en het verbeteren van de huidige manieren van doceren en leren. onderwijs en leren. Een goede strategie is dat onderzoekers nauw samenwerken met docenten om na te denken over hun behoeften, studies te ontwerpen en samen bewijzen te produceren. Mijn opmerking: eigenlijk is het vreemd dat dit een innovatieve benadering wordt genoemd. Je zou m.i. eigenlijk altijd uit moeten gaan van kennis over pedagogiek en didactiek, die gebaseerd is op onderzoeksresultaten. Vaak wordt daarbij trouwens gesproken over ‘evidence-informed’ onderwijs. Je laat je inspireren door kennis op basis van onderzoek. Niets werkt echter altijd. Bepaalde toepassingen kunnen bijvoorbeeld in een specifieke context zijn onderzocht. De toepassingen kunnen in een andere context tot andere uitkomsten leiden. Verder kunnen ook alternatieve aanpakken tot goede resultaten leiden. Er is niet altijd één weg die naar Rome leidt. Nota bene: ook binnen de geneeskunde is dat trouwens het geval. Daar is ook niet altijd sprake van een zwart-wit situatie als het gaat om effectiviteit. Bovendien neemt uiteindelijk de patiënt in overleg met een arts over het toepassen van een interventie.
  10. Corpus-based pedagogy. Een ‘corpus’ is een grote verzameling teksten of andere voorbeelden van natuurlijk voorkomende taal (zoals een verzameling krantenartikelen of gesprekken). Docenten, lerenden en ontwikkelaars van leermateriaal hebben toegang tot een corpus om authentieke linguïstische data te verkrijgen om corpusgebaseerde taken voor doceren en leren uit te werken. Technologische ontwikkelingen maken het eenvoudiger om informatie uit een corpus te extraheren. De auteurs geven het voorbeeld dat je te weten kunt  komen hoe bepaalde woorden worden gebruikt. Lerenden kunnen hun eigen taalgebruik analyseren door hun taalkundige keuzes te vergelijken met de patronen en structuren die uit een corpus worden gehaald. Deze corpusgebaseerde aanpak kan bijvoorbeeld worden toegepast voor het leren van talen voor specifieke doeleinden, het doceren van tekstanalyse, of voor het bieden van ondersteuning bij het schrijven in een bepaald genre. Mijn opmerking: ik vind dit persoonlijk een zeer specifieke innovatie. Ik zou deze niet zo snel hebben opgenomen in een rapport over innovatieve didactiek.

Hier vind je het volledige rapport in PDF-formaat:

Kukulska-Hulme, A., Bossu, C., Coughlan, T., Ferguson, R., FitzGerald, E., Gaved, M., Herodotou, C., Rienties, B., Sargent, J., Scanlon, E., Tang, J., Wang, Q., Whitelock, D., Zhang, S. (2021). Innovating Pedagogy 2021: Open University Innovation Report 9. Milton Keynes: The Open University.

This content is published under the Attribution 3.0 Unported license.

Delen

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *