Over de verschillen tussen face-to-face interacties en live online interacties

De afgelopen tijd heb ik een aantal bijdragen verzameld die illustreren waarin face-to-face gesprekken verschillen van live online gesprekken. De bevindingen zijn mijns inziens relevant voor synchroon online leren. Wat zijn belangrijke conclusies?

Will Thalheimer heeft een ruim vier minuten durende video gemaakt waarin hij ingaat op het belang van oogcontact bij presentaties en conversaties. Oogcontact zorgt er onder meer voor dat mensen aardiger en bekwaam worden gevonden. Daarom zou je bij synchroon online sessies vaak in de camera moeten kijken.

Er gebeurt echter van alles op ons scherm waardoor we naar andere dingen kijken. Bovendien bevindt een camera zich veelal bovenaan het scherm. Je kijkt dus niet naar het scherm, naar je presentatie of naar je publiek, als je in de camera kijkt. Plaats daarom visuele aanwijzingen naast je camera die er voor zorgen dat je in de camera kijkt. Plaats het overzicht met deelnemers ook bij de camera. Anders hebben zij het idee dat je wegkijkt, terwijl je hen eigenlijk aankijkt. Je moet echter niet de hele tijd in de camera kijken. Dat is niet natuurlijk.

In The Zoom Gaze bespreekt Autumm Caines wat synchroon online sessies zo lastig maakt:

  • Haperingen in de synchroniciteit door slechte verbindingen kunnen leiden tot valse starts en onderbrekingen, die communicatie belemmeren.
  • We worden geconfronteerd met reflecties en projecties van onszelf. We moeten harder werken om subtiele signalen van elkaar over te brengen en te ontvangen via video.
  • Live online communiceren maakt ons bewust van wat “the gaze” wordt genoemd. Dit fenomeen heeft te maken met machtsverhoudingen in het kijken en gezien worden. Deze machtsverhoudingen worden geconsolideerd in een bepaalde manier van zien die natuurlijk kan lijken. Je wordt gedwongen gedwongen om naar jezelf te kijken, met name omdat anderen de hele tijd naar jou kijken. Het gevoel van zichtbaarheid kan ons bewust maken van onze zelfpresentatie, waardoor er een kloof ontstaat tussen hoe we willen worden waargenomen en hoe we onszelf weten te zijn. Komen we over zoals we over willen komen?
  • Er is sprake van een een illusie van individuele controle over gespreksomstandigheden. Als deelnemer heb je immers niet alleen controle over de camera, de microfoon en de achtergrond. De technologie is gemaakt voor omgevingen met hiërarchische controle. Degenen die het gemaakt hebben, hebben besloten om de rechten te differentiëren tussen hosts, co-hosts en deelnemers.

Nota bene: in onderwijssettings en vergaderingen hebben deelnemers ook geen controle over de gespreksomstandigheden. Daar is ook sprake van hiërarchische controle.

In de podcast Zoom Fatigue: What’s Working – Or Not – In College Online Learning stelt Kirk Carapezza dat effectief online leren vraagt dat docenten empathie tonen voor hun lerenden. Lerenden voelen zich echter vaak eenzaam. Dialogen verlopen minder natuurlijk. Er vallen meer stiltes. Je moet dus creatiever communiceren.
Vraag ook hoe het met lerenden gaat. Bevorder onderlinge contacten en samenwerking. Lerenden vinden het ook niet prettig om in het brandpunt van de belangstelling te staan tijdens live online sessies.

In Zoom and gloom pleit Robert O’Toole voor meer humanere technologie. Voor technologie die empathie en creativiteit kan faciliteren. De bestaande videoconferencing tools zijn daar volgens O’Toole bepaald niet sterk in. Deze technologieën kunnen volgens hem nog wat leren van 3D multiplayer games. We hebben bovendien “calm technology” nodig:

the extent to which a technology works so well, fits so perfectly with human needs and habits, that it disappears from view.

Mensen moeten bij videoconferencing in staat zijn naar elkaar toe te draaien, oogcontact te maken, en met wisselende mate van subtiliteit met elkaar te interacteren.

O’Toole wil in feite dat synchroon online communiceren sterk lijkt op face-to-face communiceren. Dit zie je wel vaker bij online leren. Dat we denken in de concepten en constructen waarmee we vertrouwd zijn. Het is echter de vraag of dat een zinvolle benadering is.
Moeten we niet eerder meer wennen aan de beperkingen en mogelijkheden van tools voor synchroon online communiceren? En kijken hoe we verbondenheid en empathie op een andere manier kunnen bevorderen, dan we gewend zijn?

In When Do We Really Need Face-to-Face Interactions? stellen Robert Hooijberg en Michael D. Watkins dat samenwerking, innovatie, acculturatie en toewijding moeilijk te repliceren zijn zonder enige face-to-face interactie. Helaas onderbouwen de auteurs deze stellingname niet.

Verder geven zij aan dat om omgevingen te ontwerpen die in de toekomst succesvol zullen zijn, je volgens hen een meeslepende ervaring moet creëren die elementen bevat zoals doelgerichte focus, interpersoonlijke verbondenheid, diepgaand leren, onbelemmerd experimenteren en gestructureerde serendipiteit.

Ik ben niet overtuigd dat je deze elementen online niet ook kunt creëren. Voor serendipiteit -elkaar toevallig tegen het lijf lopen- geldt dit mogelijk nog het sterkste.
We zullen in elk geval wel beter moeten nadenken waarvoor wij fysiek bij elkaar komen, en wanneer je ook prima online bijeen kunt komen.

This content is published under the Attribution 3.0 Unported license.

Delen

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *