Ook bij een ‘Hybrid Learning Theatre’ gaat het om de didactiek

Ik lees regelmatig enthousiaste verhalen over en reacties op de toepassing van het ‘Hybrid Learning Theatre’. Het risico daarbij is dat we ons te veel laten meeslepen door het ‘wow-effect’ dat deze toepassing oproept. Het leerzame karakter ervan wordt bepaald door de didactiek die je inzet. En dan is het de vraag of deze relatief kostbare toepassing voldoende toegevoegde waarde heeft ten opzichte van de ‘gewone’ virtual classroom.

Bij een ‘Hybrid Learning Theatre’ wordt gebruik gemaakt van een ruimte met een grote videowand. Op die wand zie je lerenden die van achter hun computer deelnemen aan de sessie. De docent staat in de ruimte en verzorgt een college. Het komt daarbij ook voor dat een kleine groep lerenden zich in de ruimte bevindt. De docent kan ervoor kiezen om rond te lopen, achter een spreekgestoelte te staan of zittend te presenteren. Een technisch team is aanwezig om onder andere te kunnen wisselen van camera en tussen verschillende schermen.

Het aantal deelnemende lerenden kan variëren. Ik heb over toepassingen gelezen bij een business school (ongeveer 30 deelnemers, verspreid over de hele wereld) en over toepassingen met zeer grote groepen lerenden. Wat betreft applicaties wordt bijvoorbeeld gewoon Zoom gebruikt, eventueel in combinatie met andere tools (zoals Mentimeter).

Lees bijvoorbeeld deze bijdrage in Folia over de ingebruikname van een ‘Hybride Learning Theatre’ bij de Universiteit van Amsterdam.

Zo’n ‘Hybrid Learning Theatre’ ziet uiteraard indrukwekkend uit. De ingebruikname ervan bij de UvA heeft de nodige persaandacht gekregen. Docenten verzorgen onderwijs in een meer vertrouwde omgeving en hebben beter overzicht over de deelnemers. Als de groep in elk geval niet te groot is. Bij meer dan dertig lerenden wordt het observeren van non-verbaal gedrag m.i. al heel lastig.

Het feit dat een docent al gesticulerend kan rondlopen en de verscheidende cameraperspectieven geven meer dynamiek dan een docent die achter een laptop zit en presenteert. De technische ondersteuning is bijzonder prettig voor een docent. Bij een virtual classroom sessie moet je immers zelf tussen schermen switchen.

De kosten zijn echter ook aanzienlijk. En de lerende die thuis achter de computer deelneemt, ervaart veel minder een ‘wow-effect’ dan de docent of de kleine groep lerenden die fysiek aanwezig zijn. Bovendien weten we dat motiverende effecten van nieuwe toepassingen zeer tijdelijk van aard zijn (het ‘novelty effect’).

Bovenal is het de vraag of de toepassing van een ‘Hybrid Learning Theatre’ effectiever is dan de toepassing van een virtual classroom-sessie waarbij je applicaties voor synchroon online leren gebruikt.

Leren lerenden er meer door?

Ik betwijfel dat. Zowel binnen een ‘Hybrid Learning Theatre’ als tijdens synchroon online leren kan een docent een traditioneel hoorcollege geven, waarvan we weten dat dit eigenlijk geen effectieve onderwijsvorm is. Mogelijk nodigt een dergelijk theater zelfs eerder uit tot het geven van uitgebreide lezingen dan een virtual classroom-tool als Vitero Inspire of Adobe Connect.

Maar je kunt ook binnen beide settings gebruik maken van activerende werkvormen, van het activeren van voorkennis, van toetsen als leeractiviteiten en van andere principes waarvan we weten dat ze bijdragen aan goede leerresultaten. Je kunt ook dezelfde applicaties gebruiken, met dezelfde functionaliteiten.

Het gaat dus niet om het ‘wow-effect’, maar om de didactiek die je toepast. En dan vraag ik me af of het ‘Hybrid Learning Theatre’ de kosteninvestering waard is. Tenzij de persaandacht leidt tot meer lerenden of het er vooral om gaat om docenten te laten functioneren in een onderwijssetting die, in vergelijking met een applicatie voor synchroon online leren, meer lijkt op de collegezaal waar zij mee vertrouwd zijn.

This content is published under the Attribution 3.0 Unported license.

Delen

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *