Een community of inquiry binnen online cursussen ontwerpen

De in deze blogpost beschreven aanpak is niet geschikt als je op korte termijn van face-to-face naar online leren moet switchen. Als je meer tijd en zin hebt om je te verdiepen in didactiek van online leren, lees dan verder. Mijn bijdrage gaat namelijk over een artikel dat een praktische aanpak beschrijft voor het inbedden van een Community of Inquiry (CoI) binnen een online cursus. En dat doe je niet zo maar.

Holly S. Fiock van Purdue University (VS) stelt in Designing a Community of Inquiry in Online Courses dat het vormen van online gemeenschappen positieve effecten heeft op de kwaliteit van het leren van lerenden, op hun betrokkenheid en motivatie binnen online cursussen.

Haar bijdrage begint met een schets van het alweer twintig jaar oude CoI-framework van Garrison, Anderson, en Archer. Zie mijn blogpost (uit 2004!) over dit raamwerk. Drie belangrijke elementen uit dit model zijn:

  • Cognitive presence: activiteiten voor het verwerven van kennis en het verwerken van leerinhouden (inclusief reflectie en betekenis geven).
  • Social presence: het vermogen van mensen om zich als ‘echte mensen’ te presenteren door middel van communicatie. Het gebruik van profielen speelt hierbij ook een belangrijke rol.
  • Teacher presence: het ontwerpen, faciliteren en helpen richting geven aan cognitieve en sociale processen zodat leerdoelen worden behaald.

Vervolgens laat zij zien hoe je deze drie elementen kunt verbinden met het ontwerpen van cursussen. Onder andere:

Course design elements used to support social presence (emotional affective) expressions, open communication, and group cohesion include personal profiles and photos, welcome messages, student profiles, limiting class size, structured learning activities, and activities in which students can incorporate feelings and personal experiences (Richardson et al., 2017).

De auteur geeft in de bijdrage in een zeer uitgebreide tabel ook weer welke leer/doceeractiviteiten je kunt inzetten als je een CoI binnen een online cursus gebruikt. Daarbij brengt zij die activiteiten in lijn de richtlijnen van Sorensen en Baylen (2009) voor online leren. Ook geeft zij aan welke activiteiten passen bij de genoemde drie elementen uit het CoI-framework .

De richtlijnen voor online leren zijn dan:

  1. Er is binnen een online sprake van contact, interactie, tussen lerende en docent.
  2. Er is sprake van samenwerking tussen lerenden. Nota bene: samenwerkend leren is niet altijd aan te raden. Lerenden moeten wel over voorkennis beschikken.
  3. Er is sprake van actief leren (betekenisvolle leeractiviteiten, actief verwerken, voorkennis activeren, feedback, reflectie).
  4. Er is sprake van snelle feedback, zodat lerenden op het juiste spoor zitten als het gaat om het behalen van de leerdoelen van de cursus.
  5. Er is sprake van ’time on task’: het geven van hulp en begeleiding aan lerenden zodat zij hun tijd bij online leren kunnen beheren.
  6. Er worden hoge verwachtingen gecommuniceerd. Als docenten hoge verwachtingen hebben, en daarover communiceren, dan zullen lerenden streven naar het voldoen aan deze verwachtingen.
  7. Er is sprake van respect voor verschillende manieren van leren. Docenten hanteren een grote verscheidenheid aan educatieve strategieën. Nota bene: afwisseling in educatieve strategieën is van belang, maar niet om in te spelen op zogenaamde leerstijlen. Dit is een zeer hardnekkige mythe.

De tabel bevat vervolgens tientallen suggesties voor leer/doceeractiviteiten. Sommigen zijn wat algemeen geformuleerd (bijv. bevorder en ondersteun van interactie die in plaats van F2F-interactie komt), anderen zeer concreet (bijv. gebruik een video in plaats van een op tekst gebaseerde aankondiging).

This content is published under the Attribution 3.0 Unported license.

Delen

2 reacties

  1. Beste Wilfred, het lijkt alsof bij het ontwerpen van onderwijs er altijd een ’the sky is the limit’ is.
    Ik ben echter van mening dat het echte vormgeven van onderwijs pas kan plaats vinden als antwoorden op de volgende vragen zijn gegeven:
    – natuurlijk is de eerste plaats het concretiseren van een constructive alignment;
    – bepaal de toetsing – wat-hoe-waarmee-niveau- etc (toetsmatrijs)
    – wat mag de studentbelasting zijn (welke aanwezigheid f2f/online, wat moeten ze precies doen om de leerdoelen te behalen?) Hoeveel tijd is beschikbaar?)
    – wat mag de docentbelasting zijn (wat moet een docent doen om de leerdoelen te behalen? Hoeveel tijd is beschikbaar)
    – Bepaal de leeractiviteiten met behulp van bv. de richtlijnen zoals hierboven beschreven).
    De richtlijnen zullen al eerder bij de student- en docentactiviteiten in beeld moeten zijn.

    In de meeste ontwerpmodellen (ook voor blended leren) wordt meestal aan de randvoorwaarden voorbijgegaan.

  2. De stappen worden mogelijk niet expliciet benoemd, maar vaak wel impliciet doorlopen. Omdat ze niet specifiek voor technologie ondersteund leren zijn. Dat is tenminste mijn ervaring. Ik waarschuw bijvoorbeeld expliciet tijdens ontwikkelsessies om ervoor te waken dat de studielast niet wordt vergroot. Ontwikkelaars zijn vaak geneigd online activiteiten toe te voegen, maar niet te kijken hoe dingen anders kunnen worden gefaciliteerd.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *