De wortels van het connectivisme

Ik ben via RSS geabonneerd op een aantal Delicous-pagina's, waaronder die van Pierre Gorissen. Gisteren heeft Pierre een blogpost van Edtech Posse gebookmarkt over een hoorcollege van George Siemens over de wortels (roots) van het connectivisme.

In deze presentatie verbindt Siemens (psychologische) leertheorieën, en filosofische ideeën over het geheugen (en kunstmatige intelligentie). Hij illustreert ook dat neuroscience een steeds belangrijkere invloed heeft gekregen op het denken over leren.

Siemens behandelt het

  • Behaviourisme (waarbij alleen gekeken wordt naar extern gedragsbeïnvloeding),
  • Cognitivisme (met meer aandacht voor de werking van het brein, hoe gaan we om met informatie, rol van motivatie),
  • Constructivisme (lerenden construeren zelf kennis op basis van ervaringen). Bij constructivisme besteedt hij aandacht aan:
    1. sociaal constructivisme (waarbij de sociale en culturele context een belangrijke rol speelt),
    2. constructionisme (mensen moeten spelen, zij leren door te spelen met mentale objecten),
    3. situated learning (leren vindt plaats in een bepaalde context)

    Bij constructivisme is doceren vooral een ondersteunende activiteit. Je helpt de lerende kennis te ontwikkelen.

Vervolgens geeft Siemens aan dat er meer aandacht is gekomen voor de fysieke werking van de hersenen in relatie tot leren (het brein als een neuraal netwerk). Daardoor wordt er steeds vaker met een biologische bril naar leren gekeken. Een bijpassende didactiek is echter nog niet beschikbaar.

Het connectivisme houdt volgens Siemens expliciet rekening met deze biologische invalshoek. Een tweede dimensie is conceptueel-cognitieve invalshoek (hoe worden concepten met elkaar verbonden), terwijl de sociaal-externe invalshoek de derde dimensie van het connectivisme vormt (het functioneren van sociale netwerken, bijvoorbeeld).

Ik ben er nog steeds niet uit of connectivisme een nieuwe leertheorie is, of niet. Siemens doet wel verwoedde pogingen om psychologische, biologische en sociologische inzichten met elkaar te verbinden (en te relateren aan nieuwe technologieën en hun invloed op menselijk functioneren). Toch vind ik dat hij nogal eens van de hak op de tak springt in zijn presentatie, en dat de impact van zijn opvattingen op didactiek vooralsnog gering is.

De grootste waarde van zijn werk is -vind ik- dat hij illustreert hoe nieuwe internettechnologieën kunnen bijdragen aan netwerkontwikkeling en kenniscreatie door te netwerken (informeel, toevallig leren). Zoals Siemens zelf zegt: dit onderliggende fenomeen is reëel. Maar kunnen we dit verschijnsel niet ook verklaren met behulp van bestaande theorieën?

This content is published under the Attribution 3.0 Unported license.

Delen

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *