Als je besluit een deel van je onderwijs online te gaan verzorgen dan moet je nadenken over de gevolgen voor curriculum en didactiek. Pamela Hogle wijst op drie fundamentele verschillen tussen face-to-face instrueren en instructies geven in een virtual classroom. Ik vat ze samen, vul ze beknopt aan en reflecteer er op.
Hogle focust zich vooral op leersituaties waarbij je plaatsonafhankelijk, maar wel op een vast tijdstip, online onderwijs verzorgt. Dat doe je in zogenaamde ‘virtual classrooms’ waar interactie synchroon verloopt. De drie verschillen met face-to-face instructies zijn dan:
- De rol van technologie.
Uiteraard, stelt Hogle, moet je als docent de technologie beheersen. Docent en lerenden moeten bekend zijn met het platform. Ook moet je kijken naar de structuur van je leerinhouden en de inhouden geschikt maken voor online gebruik. Je moet je bijvoorbeeld ook bewust zijn van de beperkingen van technologie als het gaat om interactie. Je bent bijvoorbeeld minder goed in staat om non-verbale signalen op te vangen. Je moet online veel beter wachten tot iemand is uitgesproken, omdat interacties anders heel lastig te volgen zijn. Ook kun je online minder goed improviseren zodat je vooraf veel beter moet nadenken over de structuur van je onderwijs en over de eenduidigheid van de inhoud (anders leidt dat tot veel ruis). Vaak heb je voor bepaalde leeractiviteiten ook meer tijd nodig (denk aan peilingen rond eenvoudige vragen of aan het opstarten van een sessie). Het houden van een voorstelrondje verloopt dankzij ICT -bijvoorbeeld via chat- juist sneller, net als het stellen van vragen met meer dan twee antwoordcategorieën.
Je moet met andere worden heel goed nadenken over de didactische kenmerken van technologie. Er is sprake van een cognitieve en psychologische afstand tussen lerenden en docenten doordat je ICT gebruikt. Michael Moore heeft dit ooit ‘transactional distance’ genoemd. Het inplannen van veel interactie en het zorgvuldig structureren van je leerinhouden kunnen onder meer helpen deze afstand te overbruggen. - Het betrekken van lerenden.
Bij online lesgeven in een virtual classroom is het juist van extra groot belang dat lerenden intensief bij de sessie betrokken worden en dat sprake is van veel interactie. Bij face-to-face onderwijs -zeker bij kleinere groepen- is interactie -vooral non-verbale communicatie- meer vanzelfsprekend ook omdat jij als docent kunt zien hoe lerenden reageren. Bij online leren moet je interactiemomenten veel explicieter inbouwen. Dat vraagt ook een en ander van de voorbereiding. Het is volgens Hogle mogelijk dat je met meerdere schermen moet werken als je moet wisselen tussen een peiling en een presentatie.
Het betrekken van lerenden door veel vragen te stellen, peilingen te houden en opdrachten te geven is inderdaad van groot belang. Laatst las ik dat je elke twee minuten een interactiemoment zou moeten inbouwen. Dat is erg intensief. Je moet echter lerenden inderdaad zeer regelmatig iets laten doen. Het wisselen tussen schermen is overigens niet altijd noodzakelijk. Veel applicaties voor virtual classrooms hebben gelukkig ingebouwde functionaliteiten voor interactie. - Multitasking.
Volgens Hogle moet je in een virtual classroom vaak tegelijkertijd presenteren, lerenden betrekken, vragen beantwoorden en wisselen tussen schermen. Mensen kunnen dit volgens haar van nature niet, maar het is wel te leren (meent zij). Zij meent ook dat je hiervan de beperkingen moet onderkennen, en daar bij de opzet van je onderwijs rekening mee gaat houden. Lerenden laten chatten is eenvoudig, ze te laten werken in subgroepen is complex. Als je geen ondersteuning hebt, dan zul je als docent eerst moeten oefenen. Maar ook dan kan het verzorgen van een virtuele klas-sessie intensief zijn.
Onderzoek laat zien dat multitasking eigenlijk niet mogelijk is, en ten koste gaat van de productiviteit. Organiseer daarom dat iemand anders voor de start lerenden kan ondersteunen bij het gebruik van de omgeving, zodat jij je kunt richten op didactiek en inhoud. Je bent m.i. ook niet in staat om de chat in de gaten te houden en te presenteren. Zorg daarom bij veel deelnemers voor een moderator. Dat kan ook een van de deelnemers zijn. Bouw vervolgens momenten in waarin je stilt staat bij de vragen. Ook nu geldt dat het voorbereiden van een structuur van een sessie heel belangrijk is. Inhoud en interactie moeten zich daarbij met regelmaat afwisselen. Hogle heeft wel gelijk dat het verzorgen van een dergelijke sessie beter gaat, als je het vaker doet. Maar het blijft een intensief proces, is mijn ervaring.
This content is published under the Attribution 3.0 Unported license.
Geef een reactie