Een modulair opgebouwde digitale leeromgeving die bestaat uit verschillende met elkaar geïntegreerde componenten die voldoen aan al je functionele wensen. Dat is toch de droom van een ieder die zich bezighoudt met ICT en leren. Hoe ver zijn we verwijderd van die droom?
SURF heeft de afgelopen jaren veel werk gemaakt van de flexibele digitale leeromgeving. Om onderwijs op maat of gepersonaliseerd leren mogelijk te maken, voldoet het ‘good old’ alles-in-één systeem niet meer. We willen gebruik kunnen maken van tal van applicaties die op verschillende manieren met elkaar geïntegreerd zijn (gegevensintegratie, systeemintegratie, visuele integratie). De elektronische leeromgeving is dood, leve de flexibele digitale leeromgeving. Dit wordt al een jaar of tien geroepen. SURF -en niet alleen SURF- heeft verschillende rapporten over dit onderwerp geschreven. Het concept is tot in den treuren besproken en beschreven. Maar de afgelopen tijd heeft SURF ook geïnvesteerd in de ontwikkeling van een demo-omgeving.
Vanmiddag vond in Utrecht een sessie plaats waar ongeveer 90 vertegenwoordigers van leveranciers en instellingen onder het motto ‘Aan de slag met de modulaire leeromgeving’ luisterden naar de stand van zaken en met elkaar spraken over de volgende stap in dit proces. Eerst schetste Marieke de Wit van SURF de context van dit onderwerp. Zij stelde onder meer dat er niet één systeem bestaat dat voldoet aan alle behoeften van het onderwijs en dat matcht met ontwikkelingen zoals de toenemende roep om flexibilisering. Marieke gaf onder meer een overzicht van componenten van een digitale leeromgeving, ook in relatie tot de inmiddels wel bekende ‘burchtmetafoor’.
Nico Juist van Hogeschool Leiden vertelde over hun experimenten met dit ‘leer-ecosysteem’. Nico benadrukte dat men vooral bezig is een “beweging in te zetten”. Men heeft gekozen voor een ‘best of breed’ model omgeving die onderwijs, leren, werken en onderzoeken (inclusief archivering) moet faciliteren. Als hogeschool heeft men namelijk te maken met totaal verschillende beroepsdomeinen, waarbinnen specifieke applicaties worden gebruikt en men eigen opvattingen over didactiek hanteert. Er is uiteraard sprake van een fundament van generieke toepassingen, naast specifieke toepassingen.
Bij de Hogeschool Leiden zet men sterk in op Office 365 als basis. Op basis van een analyse van het huidige gebruik, heeft men geconcludeerd dat Office 365 85-90% van de activiteiten uit BlackBoard kan ondersteunen. Uiteraard ontbreken belangrijke functionaliteiten waarvoor men ‘dedicated’ componenten van leveranciers wil gebruiken (zoals portfolio, peer feedback en het inleveren van opdrachten die beoordeeld moeten worden. Deze componenten moeten allemaal geïntegreerd kunnen worden met SURFconext, zodat je met dezelfde gegevens kunt inloggen. Nico onderschreef daarbij ook het belang om leeromgevingen van ‘derden’ te kunnen integreren. Veel opleidingen maken namelijk gebruik van leermaterialen waar steeds vaker een digitale leeromgeving bij hoort (in elk geval gestructureerde digitale content en mogelijkheden voor formatief toetsen).
Verder gaat men fors insteken op optimalisatie van bronsystemen. Op dit moment worstelt men bijvoorbeeld met data-integratie. In de applicatie Gradework moeten bijvoorbeeld onderwijseenheden zichtbaar worden (o.a. wat zijn deadlines, welke studenten moeten er toegang toe hebben, etc?). Deze informatie moet ‘op orde’ zijn in het studentinformatiesysteem Osiris om vandaar uit binnen Gradework getoond te worden.
De Hogeschool Leiden wil zo min mogelijk investeren in maatwerk. Het gevolg is dat de visuele integratie, die ervoor zorgt dat lerenden het gevoel hebben binnen één omgeving te werken, beperkt is tot een portaal pagina met ‘tegels’. Als je op zo’n ‘tile’ klikt, dan ga je naar -bijvoorbeeld- Gradework (wel zonder extra in te loggen, ook al wordt inloggen als lid van een groep nog niet gerealiseerd). Een meer geavanceerde integratie zou juist meer maatwerk vereisen. Hogeschool Leiden vindt het ook een uitdaging hoe zij de afzonderlijke componenten kunnen gaan aanbesteden. Dat is vermoedelijk minder eenvoudig dan de aanbesteding van een ‘alles-in-één-systeem’.
Ronald Ham van SURF ging in op de technische samenhang van componenten. Deze wordt mogelijk gemaakt door tal van standaarden. De volgende standaarden blijken echter verreweg het meest belangrijk te zijn voor het realiseren van deze samenhang:
- LTI
- LIS
- xAPI
- SAML/VOOT (groepen organiseren en toegang geven op basis van groepsrechten)
- OOAPI
LTI en xAPI maken vooral flexibel onderwijs mogelijk. De anderen hebben vooral betrekking op het op orde hebben van data.
SURF heeft ook een applicatielandschap in kaart gebracht op basis van componenten. Het afgelopen jaar heeft men een een demo omgeving ontwikkeld op basis van verschillende componenten en open source applicaties die aan de vijf standaarden voldoen (zie afbeelding). Volgens Ronald zou er een soort ‘pilot store’ moeten komen met tal van applicaties die binnen die demo-omgeving met elkaar geïntegreerd kunnen worden. Verder is het onder meer de bedoeling dat docenten en onderwijskundigen kunnen experimenteren met een cloud omgeving die uit verschillende applicaties bestaan.
Ronald gaf aan dat visuele integratie nog een hele kluif is, en nog lang niet volledig is gerealiseerd. Hij nodigde leveranciers uit om hun applicaties geschikt te maken voor deze proeftuin. In een parallelsessie hebben leveranciers daar met SURF over gesproken.
Na de pauze hebben we met onderwijsinstellingen gekeken naar wat deze demo-omgeving op dit moment kan betekenen. Frank Niesten van SURF heeft een demonstratie van deze pilotomgeving gegeven, waarbij men vooralsnog gebruik maakt van open source software. De basisvoorziening bestaat uit een student informatiesysteem (SIS), plus authenticatie (SURFconext), LDAP en groepensysteem. De visuele laag is heel summier gehouden. Het organiseren van het leren vindt plaats via het leermanagement systeem Canvas. Via registraties in het SIS en LDAP krijgt men dan toegang tot de juiste cursussen en groepen in het LMS.
De lerende logt in via een portaal met tegels. De profielinformatie is daar ook beschikbaar. Via LTI worden externe leermaterialen geïntegreerd in je LMS, al lijkt het er op dat deze materialen -denk aan video’s op Mediasite- uitsluitend worden gepresenteerd in het LMS en niet dat het gerbuik van deze leermaterialen ook in het LMS wordt geregistreerd. Op dit moment heeft men een all in one LMS (canvas) in de demo-omgeving geïntegreerd. Maar het moet ook mogelijk zijn om specifieke applicaties integreren, mits die voldoen aan de genoemde standaarden. Ook gaat men nu vooral uit van cursussen, terwijl je juist meer gepersonaliseerde leerpaden wilt gebruiken.
Eerlijk gezegd moest ik denken aan yOUlearn van de Open Universiteit, waar ik bij betrokken ben geweest. Deze omgeving werkt op een vergelijkbare manier met een SIS en een identity management systeem. yOUlearn is gebaseerd op portalsoftware van Liferay en geïntegreerd met BlackBoard Collaborate. Aan de user interface van deze digitale leeromgeving is trouwens veel aandacht besteed. yOUlearn voldoet overigens formeel niet aan de LTI-standaard.
Vervolgens hebben we aan de hand van een opdracht verkend of je in staat bent een blended cursus via deze demo-omgeving te verzorgen. De conclusie was dat dit inderdaad mogelijk is. Wel kun je op dit moment niet over alle gewenste functionaliteiten beschikken (zoals digitaal summatief toetsen, adaptieve leerpaden, virtuele klas-sessies of een dashboard met learning analytics voor lerenden). Maar goed: de demo-omgeving kan nog worden uitgebreid met applicaties.
Tijdens het afrondend gesprek gaf één van de aanwezigen aan dat de ontwikkeling van een omgeving die uit componenten bestaat (en het investeren in verschillende integratiemogelijkheden) ook heel veel energie kost. Worden veel gebruikers wel gelukkig van veel keuzemogelijkheden? Kan het hoger onderwijs zich dit niet beter besparen, en toch maar beter kiezen voor een kant en klare alles-in-één oplossing?
Ik herken dit argument wel. Een grote groep docenten kan prima uit de voeten met een standaard leermanagement systeem. De voorlopers zoeken zelf hun weg (wat vanuit de optiek van een onderwijsinstelling overigens ook ernstige beperkingen heeft). Verder hechten veel docenten en lerenden m.i. aan een interface die zeer intuïtief en ‘strak is’. Gezien de uitdagingen rond visuele integratie is het de vraag, of de ‘best of breed’-digitale leeromgeving op korte termijn voldoende gebruikersvriendelijk is.
Het is echter de vraag of de ‘klassieke digitale leeromgeving’ daadwerkelijk in staat is om de verschillende modellen voor blended learning en online leren te faciliteren, en flexibel onderwijs voor een scala van doelgroepen vorm te helpen geven. Ik ga ervan uit dat dit inderdaad de ambitie is van het hoger onderwijs en middelbaar beroepsonderwijs.
Daarom is het een goede zaak dat de zoektocht naar een modulaire leeromgeving wordt voortgezet. Tegelijkertijd zal duidelijk zijn dat het nog wel wat jaren zal duren voordat een dergelijke omgeving grootschalig kan worden ingezet. Voor instellingen die in verband met aflopende contracten van leermanagement systemen op korte termijn aan de slag moeten met een selectieproces, komt deze modulaire leeromgeving waarschijnlijk een jaar of drie te laat. Tenzij men besluit een aantal jaren genoegen te nemen met losse applicaties zoals Office 365, FeedBack Fruits en TurnItIn. Eerlijk gezegd zou ik instellingen dit niet aanraden.
Wil je experimenteren deze pilotomgeving? Neem dan contact op via onderwijsopmaat@surfnet.nl. Zie ook https://www.surf.nl/innovatieprojecten/onderwijs-op-maat/flexibele-en-persoonlijke-leeromgeving.html
This content is published under the Attribution 3.0 Unported license.
Geef een reactie