Adaptieve leertechnologie kan bijdragen aan gepersonaliseerd leren. Dat is echter nog niet hetzelfde als persoonlijk leren.
Will Richardson heeft een kritische blogpost geschreven over zogenaamde adaptieve leertechnologie. Software, data en oefeningen leiden de lerende door de leerstof heen. Het pad wordt bepaald door de leerprestaties van de lerende en de ingebouwde condities in de leerprogramma’s.
Als dit er echter toe zal leiden dat iedereen uiteindelijk hetzelfde hoge cijfer krijgt, dan zou hiermee de bijl aan de wortel van het “academisch-bureaucratische complex” (sic) worden gelegd, suggereert Richardson. Het zou niet in het belang van de gevestigde orde zijn als alle lerenden bovengemiddeld scoren.
Als “gepersonaliseerde conformiteit” leidt tot gelijkheid van resultaten, dan zal dit teniet gedaan worden door instanties die de onderwijsstandaarden bepalen. En als het niet lukt om gelijkheid van gestandaardiseerde resultaten te realiseren, dan zal adaptieve leertechnologie worden beschouwd als een mislukking.
Richardson pleit voor persoonlijk leren. Voor een curriculum dat inspeelt op individuele leerbehoefte en verlangens
maintaining the healthy diversity of learning and exploration that societies require to evolve.
De lerende is daarbij eigenaar over het eigen leren.
Ik moest hierbij denken aan de vergelijking die Stephen Downes tijdens de Online Educa Berlijn 2014 maakt. Hij vergeleek gepersonaliseerd leren met ‘gekarameliseerd’, en persoonlijk leren met ‘karamel’. In een bijdrage aan de EMMA Nieuwsbrief gebruikt hij de metafoor van het restaurant en de winkel. In een winkel kies jij de ingrediënten uit, en maak je zelf je maaltijd. In een restaurant kun je uit verschillende gerechten kiezen, maar bepaalt de kok welke ingrediënten worden gebruikt en welke gerechten worden geserveerd (ok, soms kun je vragen of de saus van schelpdieren vervangen kan worden).
Ik vraag me overigens serieus af of het de bedoeling is van adaptieve leerprogramma’s om alle lerenden uiteindelijk op hetzelfde niveau te krijgen (de ene lerende sneller dan de ander), met gelijkheid in leerresultaten als gevolg. Als het goed is kun je met deze leerprogramma’s juist aansluiten op de zone van naaste ontwikkeling van individuele lerende. Ik heb echter al eerder beschreven dat dit complex is en dat daarbij volgens mij vaak geen sprake is van ‘deliberate practice’, maar van gewoon oefenen.
Maar inderdaad: bij adaptieve leertechnologie is de lerende niet ‘in control’. Het programma bepaalt op basis van het gedrag van de lerenden, en de ingebouwde condities, wat de lerende leert. Deze programma’s maken het onderwijs inderdaad meer gepersonaliseerd, maar niet meer ’persoonlijk’. Om onderwijs meer persoonlijk te maken, is meer nodig dan de inzet van adaptieve leertechnologie.
This content is published under the Attribution 3.0 Unported license.
Richardsons stukje ademt een hoog gehalte uit van Nieuwe Wereldorde – complottheorie. Perelsmans gefantaseer waarop hij zich baseert doet dat nog meer. Er zouden Duistere Machten achter de schermen hun eigen Geheime Agenda willen / kunnen doordrukken, om de Elite te beschermen tegen een te hoog gehalte aan Kennis bij hun Tegenstrevers? Een belangrijk wapen in deze strijd zou zijn om ‘equaliserende’ leeromgevingen te saboteren? Zijn deze mensen hun pilletje vergeten slikken?
Niemand betwijfelt verder dat auto-adaptieve leeromgevingen een belangrijke bijdrage kunnen leveren aan de ontwikkeling van alle lerenden. Voorlopig kunnen we echter stevig betwijfelen dat dergelijke leeromgevingen op hun dooie eentje alle andere factoren zouden kunnen elimineren die voor variantie zorgen in de uitkomsten (bv. motivatie, thuisomgeving, aanleg-whatever-that-means…). Er zijn bovendien redelijk overtuigende argumenten te vinden om te stellen dat precies het omgekeerde zou gebeuren, d.w.z. dat de uitkomsten een veel grotere variantie zouden beginnen vertonen als elke lerende zo goed mogelijk in de eigen zone van naaste ontwikkeling zou worden aangesproken, waardoor o.a. de plafonds zouden weggenomen worden die inherent zijn aan de huidige (klassikaal georganiseerde) leeromgevingen. Met andere woorden bij iedereen zouden betere leerkomsten bereikt worden, maar het verschil tussen de zwakst en sterkst presterenden zou groter zijn dan vandaag, niet kleiner en zeker niet nul.