"Op typeles"
Omstreeks 1985 studeerde ik aan de universiteit in Nijmegen. Steeds vaker moest
ik voor mijn studie werkstukken maken. Dat gebeurde in die dagen nog op een
ouderwetse typemachine. Mijn typevaardigheden waren echter niet om over naar
huis te schrijven. Daardoor kostte het getik me veel tijd. Ik besloot daarom op
typeles te gaan en schreef me in bij Instituut Schoevers aan de Annastraat in
Nijmegen. De groep van ongeveer vijfentwintig deelnemers kwam elke
donderdagavond bij elkaar in een bedompte ruimte vol met versleten bureaustoelen
en tafeltjes met daarop de machines. Wie het waren, wat hun leerdoelen waren: ik
ben het nooit te weten gekomen, want niemand sprak met elkaar. De juf (type "Typemiep")
gaf een korte instructie waarna we individueel oefeningen moesten maken. Na elke
oefening volgde dan weer een nieuwe instructie. Juffrouw Typemiep nam aan het
eind de oefeningen mee naar huis en de volgende week kregen we ze met commentaar
terug. Na een week of acht hield ik het voor gezien. Niet alleen baalde ik
geweldig van de setting waarin geleerd werd en de stof die geleerd moest worden.
Ik was ook van mening dat mijn typevaardigheid tot een acceptabel niveau was
gestegen. Mijn leerdoel was behaald! Ik heb me dus maar afgemeld bij het
Instituut, zonder typediploma.
Aan dit voorval moest ik onlangs denken toen ik las over de voortijdige uitval
binnen e-learning cursussen. Voortijdige uitval wordt vaak als negatief
bestempeld. Opleidingsinstituten en ook deelnemers worden er op afgerekend (soms
letterlijk). Volgens mij niet altijd terecht. Immers: ook als je "uitvalt" kun
je toch je leerdoelen bereikt hebben (zoals ik met mijn typecursus).
Opvallend is dat "just in time, just enough, just for me" als één van de
voordelen van e-learning wordt genoemd. Terwijl e-learning in de praktijk veelal
de vorm heeft van een cursus met vaststaande leerdoelen en onderdelen die van a
tot z doorgewerkt moet worden. De voortgang wordt nauwlettend bijgehouden en een
coach grijpt in als een cursist "onvoldoende" onderdelen heeft afgerond.
Natuurlijk: soms kan deze vorm van "e-teaching" noodzakelijk zijn, bijvoorbeeld
als een organisatie als de Food and Drugs Administration eist dat een medewerker
van een farmaceutisch bedrijf een bepaalde cursus moet volgen. Maar ik ben maar
wat blij dat e-learning aanbod steeds vaker in de vorm van leerobjecten wordt
ontsloten. Een leerobject is een eenheid leerstof die zelfstandig toegevoegde
waarde heeft voor het leerproces. De eenheid leerstof is autonoom herbruikbaar
en kan onafhankelijk van de media (zoals een leermanagementsysteem) worden
gebruikt. Met behulp van leerobjecten kunnen leerpaden worden samengesteld,
afgestemd op de specifieke wensen en/of kenmerken van de lerende. Vaak wordt de
vuistregel gehanteerd dat een leerobject binnen maximaal 20 minuten doorlopen
moet kunnen worden. Met leerobjecten kun je pas echt "just in time, just enough,
just for me" in plaats van "just in case" leren. Dan is pas echt sprake van
e-learning, in plaats van e-teaching.
Ik ben er van overtuigd dat werknemers dan ook beter gemotiveerd blijven om te
leren en niet -zoals uit enquêtes van bijvoorbeeld Intermediair blijkt-
"cursusmoe" worden. De Engelse staatsman Winston Churchill zei het lang geleden
al: "I'm always ready to learn, allthough I do not always like being taught."
Wilfred Rubens
Column http://www.e-learning.nl, Nr. 3/02