Weten wat werkt en waarom over het belang van schrijven en effectieve professionalisering van docenten

Kennisnet geeft sinds ongeveer een jaar 4W uit. Dit is een wetenschappelijk tijdschrift over de opbrengsten en werking van ICT in het onderwijs. Gisteren is de derde editie verschenen. Deze editie bevat belangrijke kennis over het belang van het leren schrijven (en niet alleen typen), de rol van pioniers bij vernieuwingen, voorwaarden voor succesvolle professionalisering van docenten en het gebruik van virtuele tutoren.

In deze meest recente editie van 4W (Weten wat werkt en waarom) wordt aandacht besteed aan verschillende onderzoeken vanuit neurowetenschappelijk perspectief over schrijven en de leesontwikkeling van kinderen. Moeten kinderen als gevolg van ICT nog wel leren schrijven? Jolien Francken van de Radboud Universiteit Nijmegen concludeert dat schrijven en typen een verschillend effect hebben op de cognitieve functies. Zij stelt onder meer dat de motorische component van het schrijven het leren lezen vergemakkelijkt, maar dat er geen bewijs is dat leerlingen zonder de motorische vaardigheid van het schrijven niet in staat zijn te leren lezen. Tevens stelt zij dat nog maar weinig gedegen wetenschappelijk onderzoek hiernaar is uitgevoerd. Mijn voorlopige conclusie: in geval van twijfel, niet inhalen. Dus toch maar aandacht besteden aan schrijfvaardigheden. En meer onderzoek doen.

BruggenbouwerJos Fransen van Hogeschool InHolland gaat in op de rol van pioniers bij schoolbrede innovatieprocessen. Hij concludeert dat een succesvolle pionier het bruggenhoofd vormt in verbinding met een team. Verder is een succesvolle pionier in staat de complexiteit van een verandering te reduceren, en de meerwaarde van ICT voor de praktijk van collega's zichtbaar te maken. Dit sluit aan op mijn metafoor van Teigetje.

Jo Tondeur en collega’s beschrijven de waarde van praktijkvoorbeelden bij professionalisering. Leraren vragen zich vaak af ‘wat kan ik er mee in de klas’. Praktijkvoorbeelden zijn veelal heel specifiek en niet zomaar overdraagbaar naar de eigen onderwijspraktijk. Succesfactoren zijn daarbij: het moet om een concrete, vernieuwende voorbeeld gaan, het voorbeeld laat zien wat er daadwerkelijk gebeurt (beschrijvend), en waarom het op die wijze gebeurt (verklarend). Het gaat vooral om het ontwikkelen van persoonlijke opvattingen, en herinterpreteren naar de eigen praktijksituatie. Evalueren en feedback spelen daarbij een belangrijke rol.

Ten slotte gaat Inge Molenaar van de Radboud Universiteit in op het gebruik van virtuele tutoren als ondersteuning bij het leren. Dit is een betrekkelijk nieuwe ontwikkeling waarvan het de vraag is of het kinderen helpt bij het reguleren van het onderwijsproces. Onderzoek laat zien dat leerlingen die worden ondersteund door de virtuele tutor, meer metacognitieve activiteiten uitvoeren. Daardoor maken zij beter werkstukken dan leerlingen uit de controlegroep. Zij ontwikkelen ook betere metacognitieve vaardigheden. Er zijn echter ook wisselende en inconsistente effecten op de domeinkennis. En het is niet duidelijk wat de lange termijneffecten zijn. Mijn conclusie: doorgaan met experimenteren en onderzoek.

Een mooie editie, wel met 'van alles wat'. De opbouw en schrijfstijl van de artikelen dragen overigens erg bij aan de leesbaarheid en toepasbaarheid.

 

This content is published under the Attribution 3.0 Unported license.

Delen

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *