Bij competentiegericht leren wordt niet alleen gekeken naar kennis en vaardigheden van leerlingen, maar ook naar hun beroepshouding. Een belangrijk verschil met het eindtermenonderwijs is dat deze drie elementen geïntegreerd aan de orde moeten komen. Binnen de beroepspraktijk komen kennis, vaardigheden en beroepshouding immers ook niet apart aan de orde.
Daarom wordt steeds vaker gewerkt met integratieve opdrachten: concrete, authentieke en betekenisvolle opdrachten waar leerlingen langere tijd aan werken, en waarbij zij kennis, vaardigheden en beroepshouding in de praktijk moeten brengen. Jeroen van Merriënboer spreekt in zijn 4C/ID-model van “leertaken”.
Om deze opdrachten uit te kunnen voeren hebben leerlingen ondersteunende informatie en begeleiding nodig, en zullen zij bijvoorbeeld ook bepaalde kennis moeten verwerven voordat zij die opdrachten uit kunnen voeren. Dat gebeurt bijvoorbeeld in de vorm van instructies. Verder zullen leerlingen deeltaken moeten oefenen (bijvoorbeeld door een casus te maken).
Uiteindelijk worden zij ook beoordeeld. Daarbij moet rekening gehouden worden met vier lagen van beroepsbekwaamheid (de zogenaamde piramide van Miller):
- Kennis (to know): de brede en gestructureerde kennisbasis die een leerling nodig heeft om het toekomstige beroep te kunnen uitoefenen.
- Weten hoe (to know how): de leerling weet hoe hij de kennis moet toepassen.
- Laten zien (to show): de leerling laat zien hoe hij kennis in een gesimuleerde situatie kan toepassen (bijvoorbeeld in een virtueel bedrijf of tijdens een simulatie).
- Doen (to do): de leerling laat in de praktijk (bijvoorbeeld tijdens de beroepspraktijkvorming) zie hoe hij de ontwikkelde kennis toepast.
Je zou op al deze lagen moeten beoordelen, waarbij met name de bovenste lagen het belangrijkste zijn (de andere twee lagen zijn voorwaardelijk). Er zal dus minder een accent moeten komen op het toetsen van kennis, maar op het toepassen van kennis in een zo realistisch mogelijke praktijksituatie. Dat impliceert dat de wijze van beoordelen zal veranderen.
Mede naar aanleiding van diverse maatschappelijke ontwikkelingen richt competentiegericht leren zich ook op andere leerinhouden. Behalve over vaktechnische bekwaamheden moet de hedendaagse werknemer ook over andere competenties beschikken (zoals met druk en tegenslag om kunnen gaan, of jezelf presenteren). Dit is overigens geen typisch Nederlandse ontwikkeling. Deze andere leerinhouden worden beschreven in nieuwe kwalificatiedossiers.
Een ander belangrijk kenmerk van competentiegericht leren is ook dat meer rekening wordt gehouden met wat leerlingen al kennen en kunnen, met hun mogelijkheden en hun ambities. Mede daardoor kun je leren meer betekenisvol maken, meer motiverend. Dit vraagt wel om meer flexibel onderwijs. Iets waar veel opleidingen nog mee worstelen.
Andere leerinhouden vragen ook om een andere didactiek. Samenvattend kun je stellen dat deze didactiek zich kenmerkt door (o.a. gebaseerd op Klarus, en Kral, 2004):
- Betekenis vol leren (leerlingen voelen zich o.a. betrokken bij de leerinhouden).
- Authentiek leren (contextrijk, realistisch, praktijkgericht).
- Integratief leren (integratie theorie en praktijk, binnen- en buitenschools leren, meerdere zintuigen, met en zonder ICT).
- Sociaal leren (je leert vooral ook van en met anderen).
- Actief-reflectief leren (leren van ervaringen, regelmatig reflecteren, de leerling creëert ook zelf).
- Afwisselende werkvormen.
- Duidelijke structuur en begeleiding.
Zie ook Wat is competentiegericht onderwijs? Of de visie van Gilde Opleidingen op competentiegericht leren.
Datum: 19 februari 2010
This content is published under the Attribution 3.0 Unported license.
Geef een reactie