Van elektronische leeromgeving naar “learning ecosystem”

De Educause Learning Initiative signaleert een ontwikkeling van alomvattende elektronische leeromgevingen naar leer-ecosystemen. Men ziet daarbij kansen, maar ook onzekerheden. De Nederlandse Open Universiteit is overigens met deze ontwikkeling aan de slag.

Mangroves png.jpg
“Mangroves png” by Natalieragan – Own work. Licensed under Public domain via Wikimedia Commons.

Het is lang geleden dat ik aandacht heb besteed aan de ‘7 Things You Should Know About…”-serie’ van het Educause Learning Initiative (ELI). Vandaag kwam ik via een tweet van Marij Veugelers echter op het spoor van New Directions for the LMS.

Veel instellingen voor hoger onderwijs zijn zich aan het heroriënteren als het gaat om het leermanagement systeem oftewel de elektronische leeromgeving. Sinds de implementatie van de eerste ELO’s beschikken we over een groot een breed scala aan (open source) leertechnologieën (die aanvankelijk niet altijd voor leren bedoeld waren), en over zaken als cloud computing.

Volgens de ELI gebruiken onderwijsinstellingen hun ELO vooral voor het managen van het onderwijs (roosters, cijfers, documenten), en minder voor het leren zelf. Verder zijn ELO’s vooral cursusgecentreerd, terwijl leren veel vaker vanuit het perspectief van de individuele lerende georganiseerd en gefaciliteerd zou moeten worden.

De ELI neemt daarom een verschuiving waar van alomvattende, organisatiebreed ingevoerde, systemen naar platforms die bestaan uit een ‘light’ LMS en uit een scala van leertechnologieën van diverse bronnen. Consistente en betrouwbare uitwisseling van data moeten zorgen voor een naadloze gebruikerservaring: het leer-ecosysteem of “learning ecosystem”.

De ELI geeft enkele voorbeelden, waarbij men ook vermeldt dat Instructure Canvas zich als platform-gebaseerd profileert. Zij hadden ook de Nederlandse Open Universiteit kunnen noemen. Wij zijn bezig met het vormgeven van een op de portal-software Liferay gebaseerde digitale leer- en werkomgeving (min of meer als follow-up van het innovatieproject OpenU, dat ook op Liferay is gebaseerd).

De ELI stelt dat een ELO, waarbij de lerende meer centraal staat, beter past bij onderwijsinnovaties. Als organisatie ben je beter in staat gebruik te maken van “best-of-breed”.

Deze aanpak heeft echter ook risico’s. Gebruikers kunnen moeite hebben met de veranderingen die deze transitie met meebrengt. Ook zijn er onzekerheden wat betreft kosten, interoperabiliteit van applicaties en platforms, beheer en ondersteuning van gebruikers.

Desalniettemin verwacht de ELI dat ELO’s zich meer zullen ontwikkelen in gepersonaliseerde en flexibel aanpasbare (en mobiel toegankelijke) leerplatforms. Deze platforms zouden bovendien in staat moeten zijn massa’s data te analyseren. Verder verwacht de ELI dat leren veel minder georganiseerd zal worden rond semesters en cursussen, en meer op de behoeften van de individuele lerende.

Ik herken de potentie van -wat ik liever noem- persoonlijke leer- en werkomgevingen. Zoals gezegd ben ik en mijn collega’s volop met deze complexe ontwikkeling bezig. Tegelijkertijd herken ik de onzekerheden en neem ik vooral waar dat het met de personalisering van het hoger onderwijs niet zo opschiet. Dat heeft alles te maken met het gesloten onderwijssysteem waarin we opereren, en waar ik een paar dagen geleden over heb geblogd. Overigens passen ook de bestaande ELO’s zich m.i. te langzaam aan deze ontwikkeling aan.

This content is published under the Attribution 3.0 Unported license.

Delen

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *