Veranderde inzichten rond de flipped classroom

De grondleggers van het concept van de flipped classroom zijn schijnbaar deels tot andere inzichten gekomen wat betreft didactiek. Ik vraag me zelfs af of je daarbij nog wel mag spreken van ‘de flipped classroom’.

Mastery learning
Foto: Center for Scientific EducationCC BY 2.0view terms Agecom Bahia – Flickr: Governador Jaques Wagner inaugura Centro de Educação Cientifica de Serrinha

De kern van het concept van de flipped classroom was wat mij betreft dat je goed nadenkt over effectieve leeractiviteiten die je in de klas kunt uitvoeren, en over effectieve leeractiviteiten die lerenden in eigen tijd konden uitvoeren. Waarom zou je plenaire instructies bijvoorbeeld klassikaal verzorgen, als lerenden die ook in eigen tijd en tempo thuis via video kunnen bekijken?

Het artikel Flipped Classroom 2.0: Competency Learning With Videos van Katrina Schwartz laat zien dat de grondleggers van de flipped classroom, Aaron Sams en Jonathan Bergman, inmiddels wat anders tegen dit concept aankijken. Zij richten zich veel minder op het format van de lezing via video. Kernelementen van hun aanpak zijn nu:

  • Mastery learning. Dit is een uit het behaviourisme afkomstig principe dat inmiddels een jaar of 50 oud is. Lerenden werken daarbij binnen hoofddoelstellingen aan subdoelen. Als men een subdoel heeft bereikt, gaat men aan een volgend subdoel werken. Mastery learning is dus gericht op het leren beheersen van leerstof. Formatief toetsen en feedback spelen daarbij een belangrijke rol. Er wordt dus veelvuldig gecheckt wat de voortgang is van lerenden ten aanzien van het behalen van de subdoelen. Dit principe blijkt overigens bij individueel leren effectief te zijn, maar bij samenwerkend leren minder goed te werken (zie M. Valcke (2010). Onderwijskunde als ontwerpwetenschap, p. 127).
  • Lerenden werken klassikaal aan individuele leervragen. Zij kunnen beschikken over tal van diverse bronnen, waaronder video’s. Zij kunnen dus gebruik maken van video’s, maar dat hoeft niet. De docent stelt dus een grote diversiteit aan bronnen beschikbaar, begeleidt lerenden vooral bij het gebruik van bronnen, beantwoordt vragen en controleert de voortgang. De docent doet bepaalde handelingen ook in kleine groepjes voor.
  • Er is sprake van een georganiseerde chaos. Tijdens de eerste vijf minuten worden lerenden aan het werk gezet.
  • Er is geen sprake van huiswerk, tenzij de lerende daar behoefte aan heeft. Dit voorkomt dat je moet checken of lerenden zich thuis hebben voorbereid.
  • Lerenden worden niet op hetzelfde moment beoordeeld. Sams en Bergmann hebben bijvoorbeeld een omvangrijke database met toetsvragen, waarmee zij automatisch gegenereerde formatieve toetsen kunnen aanbieden. Daarnaast gaan zij er van uit dat lerenden op diverse manieren kunnen laten zien wat zij hebben geleerd. Deze manier van beoordelen verhoudt zich overigens slecht tot het gestandaardiseerd toetsen.
  • Docenten geven prioriteit aan noodzakelijk te bestuderen materiaal. ‘Nice-to-know’-materiaal volgt later.

Sams en Bergmann passen dus een oud principe met nieuwe middelen toe. De grote uitdaging zit uiteraard in het kunnen aanbieden van een grote diversiteit aan bronnen. Ook is het niet eenvoudig om lijn aan te brengen in het beoordelen van diverse producten. Als je voor alle beoordelingen meerdere beoordelaars moet gebruiken, dan wordt dit onderwijs een dure aangelegenheid.

Ik vraag me tenslotte ook af of je nog wel kunt spreken van de ‘flipped classroom’. Wat ‘flip’ je namelijk nog?

This content is published under the Attribution 3.0 Unported license.

Delen

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *