Gisteren ben ik ingegaan op het recente trendrapport over mobiele technologie van SURFnet. Ik heb toen aangegeven dat ik nog in zou gaan op bevindingen met betrekking tot de attitude van de gebruikers ten aanzien mobiele technologie. Bekend maakt daarbij bemint.
Het eerste dat me opvalt, is dat selectief gekeken is naar de attitude. De onderzoekers hebben volgens mij vooral gekeken naar ontwikkelingen op het gebied van ICT in het onderwijs in het algemeen, die zij als actueel beschouwen. Dat leidt tot een aantal bevindingen.
Wo-studenten kijken bijvoorbeeld positiever aan tegen online hoorcolleges dan mbo-studenten. De onderzoekers verklaren dat vanuit het feit dat wo-studenten meer ervaring hebben met deze vorm van onderwijs. Een kleine groep studenten zou niet alleen terug willen kijken op hoorcolleges, maar deze ook live willen bijwonen. Ik concludeer hier uit dat mbo-studenten wellicht positiever ten opzichte van online hoorcolleges gaan staan, als zij er ervaring mee opdoen. Het kan vanuit een mbo-instelling namelijk noodzakelijk zijn om deze vorm van onderwijs aan te bieden (gebrek aan specialistische kennis bij docenten, groot en dunbevolkt werkgebied, enzovoorts). Als hun studenten er ervaring mee op doen, gaan ze er mogelijk positiever over denken.
Verder valt op dat er geen grote verschillen zijn tussen de studenten als hen gevraagd wordt naar het afleidende karakter van mobiele technologie. Ongeveer 40% van de studenten erkent dit.
In dit onderzoek is ook gevraagd naar de bereidheid om eigen technologie te gebruiken voor werk en studie (smartphones, labtops, tablets, databundels). Daarbij valt mij de grote verdeeldheid tussen en onder de doelgroepen op. Medewerkers (dat zijn dus geen docenten) hebben hier de grootste moeite mee. Wo-studenten hebben hier de minste problemen mee, al heeft ook 39% van deze doelgroep moeite met het gebruik van de smartphone ten behoeve van de studie. Instellingen die aan de slag willen met bring your own technology, hebben vermoedelijk nog ‘missiewerk’ te verrichten op dit terrein.
Er is ook een aantal stellingen voorgelegd die betrekking hebben op (meer) digitalisering van het onderwijs. De vervanging van studieboeken door digitaal materiaal wordt door alle doelgroepen in het algemeen als positief beoordeeld. Hbo-docenten staan hier nog het minst positief tegenover (40% is het hier niet mee eens). Opvallend is dat mbo-docenten het meest positief staan ten opzichte van het integreren van mobiele technologie in het onderwijs, terwijl 27% van de wo-studenten dit niet ziet zitten.
Een interessante vraag is ook de vraag naar het gebruik van mobiele technologie tijdens bepaalde activiteiten. De ondervraagden staan kritisch ten opzichte van het gebruik van mobiele technologie tijdens tentamens, colleges en vergaderingen. Het gebruik van deze technologieën bij groepsopdrachten wordt over het algemeen als een verrijking beschouwd.
Er is tenslotte ook gevraagd naar wensen ten aanzien van het gebruik van mobiele technologie binnen het onderwijs. Docenten willen lerenden nog steeds vragen om geen mobiele technologie tijdens de les te gebruiken. Van de studenten zijn het vooral de mbo-studenten die vinden dat het gebruik van mobiele technologie tijdens de les, ook voor niet-onderwijsdoelen, moet kunnen. Check vooral ook pagina 66. Daar staat in welke mate hoe de doelgroepn aankijken tegen verschillende ideeën om ICT in het onderwijs in te zetten. Je zou verwachten dat studenten het realiseren van meer flexibiliteit wensen. Dat valt m.i. echter tegen.
Over het algemeen kijken alle betrokkenen best positief aan tegen ICT in het onderwijs. Als men bekend is met toepassingen, lijkt men er positiever tegenover te staan. Wat betreft Bring Your Own Technology zullen instellingen nog aan het creëren van draagvlak moeten doen. Er lijkt behoefte te bestaan om mobiele technologie meer binnen het onderwijs te gebruiken. Maar de betrokkenen storen zich ook aan ‘verkeerd’ gebruik van mobiele technologie. Ook valt bijvoorbeeld op dat docenten en medewerkers zich massaal storen aan het gebruik van mobiele technologie tijdens vergaderingen, terwijl dit wel op grote schaal gebeurt.
Wat mij betreft biedt dat ruimte voor het maken van afspraken en dialoog.
This content is published under the Attribution 3.0 Unported license.
Verschil tussen WO en MBO is niet zomaar toe te schrijven aan gewenning. Het gaat om een andere leeftijdscategorie en dat is heel bepalend voor het succes van werkvormen.
Dat je binnen het MBO niet hetzelfde kunt doen als binnen het WO, is duidelijk. Ik weet niet of het persé met leeftijd te maken heeft. Ik vraag me ook af of dit voor online hoorcolleges geldt. Bovendien gaat het hier om opvattingen van studenten, niet om succesvolle werkvormen.