De afgelopen weken heeft de applicatie 'Pocket' zich weer gevuld met verschillende bijdragen over massive open online courses (MOOCs). In deze twaalfde bloemlezing sta ik onder meer stil bij aanbieders van MOOCs, die zich ontwikkelen tot 'gewone' aanbieders van onderwijs. Verder blijft het vraagstuk van de kwaliteit van deze cursussen de gemoederen bezig houden.
- Dave Cormier schrijft over de kwaliteit van MOOCs, vanuit het perspectief van belanghebbenden om in de ontwikkeling van MOOCs te investeren. Hij onderscheidt de onderzoeker, de onderwijsinstellingen, de overheid en de investeerders als belangengroepen. Al deze groepen, concludeert Cormier, hebben hun eigen prioriteiten en maatstaven voor succes. En zij hebben allemaal hun eigen plek in het onderwijslandschap.
- David Wiley gaat in op de relatie tussen MOOCs en open educational resources (OER). Volgens hem hebben MOOCs universeel en gratis onderwijs weer hoog op de agenda geplaatst. Tegelijkertijd wijst hij op de didactische beperkingen van gebruikersvoorwaarden en copyrights die bij MOOCs worden gebruikt. Deze elementen beperken de mogelijkheden om content opnieuw te gebruiken, terwijl dat volgens Wiley juist een belangrijk kenmerk van OER is. MOOCs dragen volgens hem pas echt bij aan gratis onderwijs van hoge kwaliteit als zij een 'open licensie' krijgen.
- Volgens Martin Weller is de 'MOOC-bubble' onlangs gebarsten toen commerciële MOOC-aanbieders zich gingen profileren als standaard aanbieders van onderwijs. Coursera richt zich inmiddels op MOOCs die gebaseerd zijn op leren op een campus, als platform waarmee courseware wordt aangeboden. Daarmee maken zij volgens Weller cursussen niet meer massaal, open en online. Het zijn gewone, blended, cursussen geworden. Weller constateert dat MOOCs worden ingepast binnen traditionele systemen. Investeerders willen namelijk geld zien, en commerciële aanbieders zijn nooit echt geïnteresseerd geweest in vrij toegankelijk onderwijs.
- Justin Reich meent dat Coursera met het nieuwe initiatief poogt om drie typen elektronische leeromgevingen te zijn: 1) de omgeving, vergelijkbaar met Blackboard of Moodle, waarbinnen je cursussen kunt ontwikkelen, 2) de omgeving waarbinnen je kant en klare cursussen kunt volgen, en 3) een platform met content dat gericht is om te gebruiken in combinatie met klassikaal onderwijs. Volgens Reich is dit niet eenvoudig, en bovendien is het de vraag of Coursera zich hiermee weet te onderscheiden.
- Phil Hill besteedt ook aandacht aan Coursera's koerswijziging. Hij staat vooral stil bij de beweegredenen van Coursera. Zij bereiken op dit moment vooral deelnemers die al een diploma hebben, en MOOCs gebruiken om bij te blijven op hun vakgebied. In MOOCs Beyond Professional Development: Coursera’s Big Announcement in Context illustreert Hill dit verschijnsel met enkele cijfers. Met het initiatief om ook een platform voor het aanbieden van courseware te worden, richten zij zich meer op het gewone hoger onderwijs. Een tweede reden is dat zij daarmee makkelijker samenwerking met instellingen voor hoger onderwijs kunnen realiseren om studiepunten aan studenten toe te kunnen kennen. De derde reden is dat zij hiermee een verdienmodel kunnen toepassen zonder dat studenten rechtstreeks de rekening gepresenteerd krijgen.
- Tracy Gardner betoogt dat de huidige generatie MOOCs ver zijn afgedreven van het concept dat MOOCs oorspronkelijk bevatten. Zij stelt dat de docenten meer zijn dan “simply content delivery systems“. Gardner gaat er volgens mij ten onrechte van uit dat de zogenaamde 'xMOOCs' ontwikkeld zijn in het verlengde van de oorspronkelijke cMOOCs.
- Kevin Carey blikt uitgebreid terug op zijn ervaringen met deelname aan twee MOOCs. De eerste cursus was een inleiding in de filosofie. Volgens Carey een leuke, informatieve cursus die echter niet te vergelijken is met een echte universitaire cursus. Volgens Carey hadden de ontwikkelaars deze ambitie ook niet. Deze cursus was ook niet gericht op het verwerken van de leerstof (online video en leestof). De tweede cursus was een biologiecursus van MIT. Deze cursus is eigenlijk bedoeld als een cursus waarmee je deficiënties weg kunt werken. Een belangrijk onderdeel van deze cursus wordt gevormd door complexe verwerkingsopdrachten rond problemen. Carey gaat uitvoerig in op de inhoud van deze intensieve cursus. Vervolgens gaat hij in op algemene conclusies. 'Studeren is hard werken', constateert hij. Daarbij constateert hij ook dat de studiebelasting van het reguliere hoger onderwijs in de loop der jaren juist is verminderd wat ten koste is gegaan van de kwaliteit. Dat brengt Carey bij de tweede conclusie: wat betreft variatie in kwaliteit verschillen MOOCs vermoedelijk net zo veel van elkaar als gewone cursussen. Tevens maakt de biologiecursus wel duidelijk dat ook gratis cursussen van hoge kwaliteit kunnen zijn (uiteraard is dat afhankelijk van inspanningen die docenten zich bij gratis cursussen getroosten). Kevin Carey durft ook te stellen dat live hoorcolleges erger zijn dan videocolleges. De kwaliteit van beeld en geluid zijn vaak slechter, de pauzeknop ontbreekt en niet-gemotiveerde studenten kunnen afleidend werken. Maar, geeft hij toe, dit hoeft niet altijd zo te zijn of voor iedereen te gelden. Hij concludeert tenslotte dat docenten dankzij MOOCs hun expertise wereldwijd kunnen delen. Impliciet maakt Carey wel duidelijk dat een dergelijke aanpak niet geschikt is voor volwassenen die thuis willen raken op een nieuw vakgebied. Welke volwassenen met een baan en gezin kan een dergelijke studiebelasting hanteren?
- Daphne Koller van Coursera gaat in de Educause Review in op het vraagstuk van uitval en studiesucces bij MOOCs. Koller stelt, niet geheel ten onrechte, dat je deze vraagstukken altijd moet bekijken in relatie tot de intentie van de lerende. Een groot deel van de deelnemers wil zich beperken tot het bekijken van video's. Zij benadrukt ook dat de online video's lastig te vergelijken zijn met face-to-face onderwijs vanwege de begeleidende quizzes en de hoge mate van informatiedichtheid (deelnemers kunnen de video's toch zo vaak bekijken als zij willen, hetgeen in de praktijk ook vaak het geval is). Daarnaast blijkt uit een evaluatie van één van de Coursera-cursussen dat 63% van de studenten vooraf van plan was de benodigde tijd in de cursus te steken, die nodig was om deze af te ronden. En van degenen die van tevoren een beperkt bedrag betaalden om een certificaat te ontvangen, heeft 74% de cursus afgerond (tegen 9% van degenen die niet betaald hebben voor een certificaat). Bovendien is de populatie van de MOOC-deelnemers niet te vergelijken met reguliere studenten uit het hoger onderwijs (andere persoonlijke omstandigheden), en zijn de negatieve gevolgen van voortijdig stoppen gering. Koller betwijfelt of het plegen van interventies om uitval tegen te gaan, wel opweegt tegen de gevolgen: het inperken van de vrijheid van deelnemers.
- George Siemens maakt melding van het MOOC Research Initiative, dat door de Bill en Melinda Gates Foundation wordt gesponsord. Het onderzoek zal gericht zijn op het evalueren van de impact van MOOCs op het onderwijs. Een goede zaak. Opvallend is wel de korte tijd die zit tussen het toekennen van subsidies en het presenteren van de resultaten.
- A propos onderzoek naar MOOCs: George Veletsianos breekt een lans voor onderzoek naar MOOCs. Op dit moment beschikken we over beperkt onderzoek op dit terrein. Veletsianos formuleert ook al vast onderzoeksvragen, bijvoorbeeld naar uitval, motivatie en leerervaringen.
Lees ook:
- Bloemlezing MOOC-artikelen, deel 1
- Bloemlezing MOOC-artikelen, deel 2
- Bloemlezing MOOC-artikelen, deel 3
- Bloemlezing MOOC-artikelen, deel 4
- Bloemlezing MOOC-artikelen, deel 5
- Bloemlezing MOOC-artikelen, deel 6
- Bloemlezing MOOC-artikelen, deel 7
- Bloemlezing MOOC-artikelen, deel 8
- Bloemlezing MOOC-artikelen, deel 9
- Bloemlezing MOOC-artikelen, deel 10
- Bloemlezing MOOC-artikelen, deel 11
This content is published under the Attribution 3.0 Unported license.
Geef een reactie