Internet vaker gebruikt voor informeel leren dan voor opleiden (#in)

Eergisteren heb ik al kort aandacht besteed aan een recent onderzoek naar het internetgebruik in Nederland. In deze blogpost wil ik er uitgebreider stil bij staan. Het rapport bevat namelijk veel nuttige informatie, ook voor leren en opleiden.

Het Trendrapport Computer- en Internetgebruik 2010 geeft goed inzicht in de stand van zaken van het internetgebruik in Nederland. Het onderzoek is gebaseerd op een aantal onderzoeksmethoden, die bij in totaal 1247 respondenten zijn toegepast. Een opvallende conclusie, waar ik al eerder over blogde, is dat laagopgeleiden internet intensiever gebruiken dan hoogopgeleiden. Het rapport bevat echter nog andere wetenswaardige bevindingen:

  • Het percentage huishoudens met internettoegang is tussen 2005 en 2010 gestegen van 78% naar 90%. Het percentage personen met internettoegang is in diezelfde periode toegenomen van 83% tot 93%. Binnen Europa ligt Nederlands samen met IJsland aan kop, als het gaat om internettoegang.
  • De motivatie om computers en internet te gebruiken is in Nederland, vooral ook in vergelijking met andere landen, zeer hoog. Ongeveer 9% van de volwassenen (met name ouderen en lager opgeleiden) is vooral uit desinteresse onvoldoende gemotiveerd om toegang tot het internet te krijgen. Slechts 15,3% van de niet‐gebruikers overweegt in de toekomst online te gaan. 

Op basis van deze twee bevindingen kun je dus gerust stellen dat intetnettoegang definitief geen belemmering meer is voor (t)e-learning.

  • De belangrijkste toepassing van het internet is nog steeds het vergaren van informatie. Interactie en vermaak komen op de tweede en derde plaats, maar zijn wel in opkomst (o.a. dankzij de opkomst van sociale netwerksites).
  • E-mail is verreweg de meest populaire internettoepassing. Overigens mailen jongeren tussen de 16 en 35 jaar minder vaak dan de groep tussen 35 en 55 jaar. Het toenemend gebruik van sociale netwerksites is daar debet aan.
  • Jongeren tussen de 16 en 35 jaar gebruiken op grote schaal sociale netwerksites. Toch gebruikt 21% van de internettende jongeren deze toepassingen niet of nauwelijks. Van deze leeftijdsgroep doet 45% niet of nauwelijks aan online gamen.
  • Onderzoek van de Universiteit Twente laat zien dat Nederlanders redelijk scoren op operationele en formele internetvaardigheden. Hun prestaties op het gebied van informatie en strategische vaardigheden zijn beduidend slechter. Ervaring met internet is niet voldoende voor inhoudelijke vaardigheden. Dat zullen zij dus expliciet moeten leren.

Ik verwacht dat een verbetering van de informatie en strategische vaardigheden de motivatie om internet voor (formeel en informeel) leren te gebruiken, positief zal beïnvloeden.

  • Het internet wordt vanuit de perceptie van de ondervraagden weinig gebruikt voor leerdoeleinden. Dat geldt zowel voor online -formeel- leren (18% van alle internetgebruikers), als voor zelfgeorganiseerd, informeel leren (37% van alle internetgebruikers). Hogeropgeleiden gebruiken internet vaker voor leerdoeleinden, dan laagopgeleiden. Middelbaar opgeleide internetters volgen relatief het vaakst online cursussen (23% heeft dat wel eens gedaan).

Nederlanders gebruiken het internet dus veel vaker voor informeel leren dan voor formeel leren. Informatie zoeken wordt schijnbaar niet tot 'leren' gerekend. Uiteraard zegt het gebruik niets over de behoefte. Wellicht is een gebrek aan passend aanbod van invloed op het geringe gebruik van online leren.
Helaas is het niet mogelijk een vergelijking te maken met eerdere trendrapporten. Daarin werden de soorten gebruik namelijk niet in kaart gebracht.

  • Participatie in politiek of overheidsbeleid is nauwelijks nog gemeengoed, concludeert het rapport.
  • Nederlanders gebruiken het internet intensief en al lang. Gemiddeld 6,1 dagen per week, 3,1 uur per dag, op de dagen dat het internet wordt gebruikt. De gemiddelde Nederlander heeft 11,2 jaar ervaring met het gebruik van het internet. Hoe meer vrije tijd men heeft, des te intensiever men internet gebruikt. Lager opgeleiden gebruiken het internet gemiddeld op een dag langer dan de hoger opgeleiden: 3,1 tegen 2,6 uur. De gehanteerde onderzoeksmethode leidt er waarschijnlijk toe dat deze uitkomsten relatief hoog zijn.
  • De onderzoekers hebben aan de hand van acht stellingen ook gekeken naar de effecten van het gebruik van internet. Zij concluderen onder andere:

    Uit de stellingen blijkt dat een aanzienlijk deel van de Nederlandse internetgebruikers positieve effecten van het internet heeft ondervonden. Dit geldt vooral bij het kopen en verkopen van producten. Ook het vinden van politieke partijen en medische kwalen waaraan iemand leed scoren hoog. Voor de meeste effecten geldt dat vooral de lager opgeleiden en 55‐plussers minder hoog scoren. Verschillen tussen mannen en vrouwen zijn klein.

    Helaas hebben zij niet gekeken naar 'leereffecten'.

  • Volgens het onderzoek lijken Nederlanders zich niet bijzonder veel zorgen te maken om problemen die zich voordoen bij het internetgebruik. In de VS is de veiligheid van kinderen bijvoorbeeld een hot issue. In Nederland speelt dit relatief weinig (al maken mensen tussen de 35 en 55 jaar – waartoe vooral oudes en verzorgers behoren- zich naar verhouding de meeste zorgen. De naar verhouding grootste zorgen gaan uit naar de computer (virussen etc) of geld (fraude). De onderzoekers stellen:

    Lager opgeleiden en ouderen maken zich nog de meeste zorgen, met uitzondering van privacy en financiële fraude die door de hoger opgeleiden belangrijker gevonden worden. (…) In tegenstelling tot wat vaak gedacht wordt maken 16 tot 35 jarigen zich niet minder zorgen om hun privacy dan oudere generaties.

    Bijna 94% van de ondervraagden neemt maatregelen om zich te beschermen tegen risico's. Daarbij gaat het voornamelijk om beveiligingsoftware. Internetgebruikers nemen zelf aanzienlijk minder vaak stappen om zich op internet te beschermen (zoals het regelmatig veranderen van wachtwoorden). Eén van de conclusies luidt:

    Bij alle maatregelen zijn 16‐35 jarigen en en 55‐plussers het meest onvoorzichtig op het internet. Hetzelfde geldt voor de lager opgeleiden. Waarschijnlijk komt dit door een algeheel gebrek aan vaardigheden als het gaat om ouderen en lager opgeleiden en een zekere naïviteit en gebrek aan strategische vaardigheden als het gaat om jongeren.

This content is published under the Attribution 3.0 Unported license.

Delen

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *