In From Users to Choosers: Central IT and the Challenge of Consumer Choice beschrijft Ronald Yanolski uitdagingen, waarmee ICT-afdelingen van onderwijsinstellingen heden ten dagen mee te maken hebben:
We're well on the way into the much-anticipated age of ubiquitous computing, when smart resources don't just sit on our desktops but, rather, surround us. New devices, faster networks, and new modes of service delivery are freeing us from stationary machines and are allowing us to create personal information environments whose virtual components might physically reside (for all we know) next door, across an ocean, or (to coin a phrase) up in the clouds.
Consumerization van ICT noemen we deze ontwikkelingen ook wel in goed Nederlands. Eindgebruikers nemen hun eigen technologie (hardware en software) mee, en verwachten ook in toenemende mate zelf beslissingen te kunnen nemen over de tools die zij willen gebruiken bij hun werken en leren.
Dit vraagt een behoorlijke omslag in denken en werken van ICT-afdelingen. Yanolski is daarbij van mening dat de kwaliteit van 'IT-leiderschap' daarbij belangrijker is dan de kwantiteit van het aantal diensten dat een ICT-afdeling kan verlenen. Hij schetst uitvoerig de veranderende positie van de ICT-afdeling binnen grote onderwijsinstellingen, door de jaren heen. Daarbij valt op hoe zeer de 'business' afhankelijk is geworden van de dienst ICT. De zogenaamde personal computer en de komst van het internet luidden bijvoorbeeld geen tijdperk van 'democratisering' van ICT in, maar een volgend stadium van beheer en controle. De huidige situatie typeert Yanolski als volgt:
Central IT shares power, but it serves as a sort of first among equals. It typically retains control over key assets including the campus backbone, Internet connectivity, central user support, and major data centers, as well as playing a crucial coordinating role in IT governance. These factors give central IT a set of carrots and sticks that no other technology unit enjoys. The central unit's enterprise authority—its ability to define computing norms that protect the interests of the institution and, thus, the interests of the user community as a whole—flows from them.
Langszamerhand neemt de afhankelijkheid van de ICT-afdeling daarmee af. Eindgebruikers krijgen de beschikking over web-based applicaties, en ook voor ondersteuning kunnen ze terecht bij tal van (sociale) netwerken. Daarnaast vragen apparaten als de iPad ook om minder ondersteuning dan de klassieke PC. De autonomie van de gebruiker neemt daardoor toe, de afhankelijkheid van de dienst ICT af. Wel constateert de auteur:
Yet the concerns of the enterprise, from system and data security to process efficiency and appropriate use, will be as critical as ever.
Yanolski geeft aan dat er weer nieuwe vraagstukken opdoemen, zoals de betrouwbaarheid van leveranciers van cloud computing services, de integratie van de veelheid aan applicaties of beveiliging van data. In feite vraagt dat van de ICT-afdeling dat zij zich meer zullen opstellen als begeleider en adviseur van opleidingsafdelingen (bijvoorbeeld als het gaat om het opstellen van richtlijnen rond privacy) dan als uitvoerder (het installeren en technisch beheren van applicaties, om maar wat te noemen). Ook ziet de auteur de dienst ICT een belangrijke rol spelen als het gaat om het certificeren van leveranciers en op het terrein van ICT-governance. Op het gebied van services die consortia van onderwijsinstellingen op het terrein van technologie aanbieden, spelen ICT-afdelingen uiteraard ook een belangrijke rol.
Yanolski concludeert dan ook dat de dienst ICT een vitaal onderdeel zal blijven van een onderwijsinstelling, maar dat hun rol wel fors zal veranderen met gevolgen voor de bekwaamheden van de mensen die er werken:
To continue to play its vital role in this process, central IT will need to better master the arts of "soft power." The common thread in its future role will be the need to meet enterprise responsibilities through influence, negotiation, and informed risk management rather than through official, hard-wired enterprise authority.
Ronald Yanolski schetst een goed beeld van ontwikkelingen aan de 'harde' kant van ICT, met gevolgen voor de positie en competenties van de ICT-afdeling. Volgens mij zitten wij momenteel in een overgangssituatie. Veel organisaties hanteren nog een sterk gecentraliseerd en gecontroleerd beheer over de ICT-omgeving. Een groot deel van de gebruikers is bovendien nog niet in staat om op een zelfstandige manier om te gaan met (eenvoudige) ICT-applicaties, en eenvoudige problemen -al dan niet met hulp van een netwerk- op te lossen. Tegelijkertijd zie je wel degelijk dat 'bring your own technology' actueler wordt en leidt tot nieuwe vraagstukken. Een dergelijke overgangssituatie stelt volgens mij extra hoge eisen aan de ICT-afdeling, wat betreft visieontwikkeling, het vermogen de dialoog aan te gaan met gebruikers, operationeel management (o.a. prioriteiten stellen) en de aanpak van een diversiteit aan vraagstukken.
This content is published under the Attribution 3.0 Unported license.
quote:
“Langszamerhand neemt de afhankelijkheid van de ICT-afdeling daarmee af. Eindgebruikers krijgen de beschikking over web-based applicaties, en ook voor ondersteuning kunnen ze terecht bij tal van (sociale) netwerken. Daarnaast vragen apparaten als de iPad ook om minder ondersteuning dan de klassieke PC. De autonomie van de gebruiker neemt daardoor toe, de afhankelijkheid van de dienst ICT af.”
Lees voor ‘ICT-afdeling’ de ‘beheerders van de cloud’, met Google voorop, en je bent weer terug bij af,
zoals Richard Stallman (artikel in de Guardian) opmerkt:
“”I think that marketers like “cloud computing” because it is devoid of substantive meaning. The term’s meaning is not substance, it’s an attitude: ‘Let any Tom, Dick and Harry hold your data, let any Tom, Dick and Harry do your computing for you (and control it).’ Perhaps the term ‘careless computing’ would suit it better.””
@rino zandee: het risico van ‘vendor lock-in’ (met bijbehorende gevolgen) is inderdaad aanwezig. Toch heb je bij web-based applicaties vaak meer mogelijkheden om te switchen.
Heel actueel voorbeeld: Er bestaat een sterk vermoeden dat Yahoo een van zijn diensten gaat sluiten, nl Delicious. Scuttle en Diigo worden genoemd als alternatieven. Bron: Pierre’s blog: Scuttle als alternatief voor delicious.
Pierre merkt op:
“Scuttle is een Delicious alternatief dat je zelf moet installeren op je server. Het bestaat uit een verzameling PHP scripts en maakt gebruik van een Mysql server. Dat maakt het wellicht voor een aantal mensen meteen ongeschikt, maar het laat wel ook het belangrijke verschil met o.a diigo zien: de links worden op jouw server opgeslagen. Je hebt dus helemaal zelf controle over het in de lucht houden ervan.”
Kennis (mbt het beheren van je eigen webserver) is hier dus macht, en ook bevrijding uit de greep van monopolistische krachten in de ‘cloud’, want je bent in staat om je eigen knooppunt in de cloud te zijn. Wat rest is het uitzoeken van een goede provider, die je een netwerk aansluiting in de ‘cloud’ aanbiedt. Maar je hebt wellicht gelijk dat dit voor de gemniddelde gebruiker (nog) geen oplossing is. Om allerlei redenen, maar vooral omdat, zoals jij opmerkt:
“Een groot deel van de gebruikers is bovendien nog niet in staat om op een zelfstandige manier om te gaan met (eenvoudige) ICT-applicaties, en eenvoudige problemen -al dan niet met hulp van een netwerk- op te lossen”
@Rino Zandee: dat is precies wat ik bedoel. De ene ‘cloud service’ stopt. En vervolgens heb je alternatieven tot je beschikking. Je kunt dan kiezen voor een oplossing als Scuttle. Maar ik werd wat moedeloos toen ik bij Pierre de te nemen stappen las. Ik zoek dan naar meer eenvoudige cloud oplossingen.